In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
oefenen 6: herhalen
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het doel van Artikel 1?
A
Het waarborgen van het recht op onderwijs
B
Het waarborgen van gelijke behandeling en het verbod op discriminatie
C
Het bevorderen van economische groei
D
Het beschermen van de vrijheid van religie
Slide 2 - Quizvraag
Wat zijn waarden?
A
Principes die belangrijk zijn in het leven
B
Landen in Europa
C
Kleuren van de regenboog
D
Acties die iemand onderneemt
Slide 3 - Quizvraag
Kunnen waarden veranderen?
A
Alleen op donderdag
B
Nee, waarden blijven altijd hetzelfde
C
Alleen als je ze wast
D
Ja, waarden kunnen in de loop van tijd veranderen
Slide 4 - Quizvraag
Wat zijn voorbeelden van waarden?
A
Rond, geel, zacht
B
Slechtheid, haat, wraak
C
Eerlijkheid, respect, vrijheid
D
Pizza, auto's, strand
Slide 5 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met de term 'dominante cultuur'?
A
De cultuur die verboden is in een samenleving
B
De cultuur die overheersend is in een samenleving
C
De cultuur die alleen bestaat in grote steden
D
De cultuur die ondergeschikt is in een samenleving
Slide 6 - Quizvraag
Wat is sociale mobiliteit?
A
Het vermogen om snel te rennen
B
Een politiek systeem
C
Een vorm van openbaar vervoer
D
De mogelijkheid om van sociale klasse te veranderen
Slide 7 - Quizvraag
Hoe wordt de positie op de maatschappelijke ladder bepaald?
A
Door je uiterlijk en fysieke kracht.
B
Door factoren zoals opleiding, beroep en inkomen.
C
Door de kleur van je ogen.
D
Door toeval en geluk.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een kenmerk van een liberale visie?
A
Sterke overheidscontrole en regulering
B
Beperking van persoonlijke vrijheden
C
Individuele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid
D
Collectieve verantwoordelijkheid voor het welzijn
Slide 9 - Quizvraag
Christendemocratische visie: Mensen moeten leven volgens de (christelijke) Nederlandse waarden en normen.
Welke politieke partij past het niet bij.
A
CDA
B
CU
C
SGP
D
D66
Slide 10 - Quizvraag
zij willen eigenlijk geen pluriforme samenleving
A
Christendemocratische visie
B
Liberale visie
C
Sociaaldemocratische visie
D
Populistische visie
Slide 11 - Quizvraag
nieuwkomers moeten geholpen worden, bijvoorbeeld met het leren van de taal en het vinden van werk.
A
Christendemocratische visie
B
Liberale visie
C
Sociaaldemocratische visie
D
Populistische visie
Slide 12 - Quizvraag
VVD en D66
A
Christendemocratische visie
B
Liberale visie
C
Sociaaldemocratische visie
D
Populistische visie
Slide 13 - Quizvraag
Nieuwkomers moeten zich aanpassen aan Nederland en niet andersom.
A
Christendemocratische visie
B
Liberale visie
C
Sociaaldemocratische visie
D
Populistische visie
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een belang?
A
Dat wat jij belangrijk vindt
B
De invloed die je uitoefent
C
Iets dat altijd botst
D
Het voordeel dat je ergens van hebt
Slide 15 - Quizvraag
Altijd 1 woord
A
waarde
B
norm
Slide 16 - Quizvraag
'Nies in je elleboog' is een...
A
waarde
B
norm
Slide 17 - Quizvraag
'Je mag niet moorden' is een...
A
waarde
B
norm
Slide 18 - Quizvraag
Kan een actor een individu zijn?
A
ja
B
nee
Slide 19 - Quizvraag
Welke actor bepaald wat de hoogte is van een bekeuring van een snelheidsovertreding?
Welke actor bepaald wat de hoogte is van een bekeuring van deze snelheidsovertreding?
A
Parlement
B
Regering
C
Rechter
D
Ambtenaar
Slide 20 - Quizvraag
Wat is GEEN kenmerk van een maatschappelijk vraagstuk?
A
Het is een situatie die veel mensen onwenselijk vinden
B
Het probleem krijgt aandacht in de media
C
Er zijn verschillende meningen over de oplossingen
D
Het probleem kan worden opgelost door individuele actie of de overheid
Slide 21 - Quizvraag
Wat is GEEN kenmerk van een maatschappelijk vraagstuk?
A
Het is een situatie die veel mensen onwenselijk vinden
B
Het probleem krijgt aandacht in de media
C
Er zijn verschillende meningen en mensen hebben ruzie erover
D
Het probleem kan worden opgelost door gezamlijke actie of de overheid
Slide 22 - Quizvraag
Christen-Unie noemt 'Baby te huur' ongepast en onfatsoenlijk. Dit past bij de
A
politiek-juridische invalshoek
B
sociaal-culturele invalshoek
C
sociaaleconomische invalshoek
D
veranderings- en vergelijkende invalshoek
Slide 23 - Quizvraag
Wat zijn de financiële belangen van de betrokkenen?
A
Sociaaleconomische
invalshoek
B
Politiek juridische
invalshoek
C
Sociaal culturele
invalshoek
D
Veranderings-en vergelijkende invalshoek
Slide 24 - Quizvraag
. "De minister moet meer doen tegen alcoholmisbruik dan alleen de leeftijdsgrens voor het nuttigen van alcohol verhogen"
A
Sociaaleconomische invalshoek
B
Sociaal-culturele invalshoek
C
Politiek-juridische invalshoek
D
Veranderings- en vergelijkende invalshoek
Slide 25 - Quizvraag
Niet al het nieuws krijgt evenveel aandacht. Zo is er veel meer aandacht voor de verkiezingen van de Tweede Kamer dan voor de verkiezingen in het Afrikaanse Botswana. Wat speelt hierin een belangrijke rol?
A
Nabijheid
B
Actualiteit
C
Bijzonderheid
D
Doelgroep
Slide 26 - Quizvraag
Wat is hier het selectiecriteria?
A
Actueel
B
Nabijheid
C
Bijzonder of uitzonderlijk
D
Doelgroep krant
Slide 27 - Quizvraag
Een journalist die op GroenLinks stemt, zal eerder over milieuvervuiling schrijven dan een journalist die op FvD stemt. Dit heeft te maken met:
A
Is het uitzonderlijk?
B
Commerciele belangen
C
Nabijheid
D
Referentiekader
Slide 28 - Quizvraag
Voor journalisten is het belangrijk om objectief te zijn in hun verslaggeving. Wat is objectief?
A
Feitelijk
B
Mening/oordeel
Slide 29 - Quizvraag
Wat is naast persvrijheid het uitgangspunt van het overheidsbeleid met betrekking tot media?
A
Financiële steun stopzetten
B
Persvrijheid beperken
C
Pluriformiteit behouden
D
Censuur toepassen
Slide 30 - Quizvraag
Selectieve waarneming is
A
informatie opdringen aan de ontvanger.
B
informatie doorgeven via tussenpersonen
C
dat de ontvanger informatie aanpast aan zijn eigen referentiekader
D
het vermengen van feiten en meningen door de media.
Slide 31 - Quizvraag
Wat betekent 'hoor en wederhoor'?
A
Dat je luistert naar alle partijen
B
Dat je alles van 1 kant belicht
C
Dat je alle directeuren interviewt
D
Dat je luistert en je mening geeft
Slide 32 - Quizvraag
Er zijn verschillende theorieën over beïnvloeding door de media. Een daarvan is de injectienaaldtheorie. Welke twee begrippen spelen een belangrijke rol bij deze theorie?
A
Indoctrinatie en manipulatie.
B
Selectieve perceptie en objectiviteit.
C
Framing en algoritmes.
D
Selectiecriteria en doelgroep.
Slide 33 - Quizvraag
In ieder journaal gaat het over corona dus er wordt veel over gepraat.
A
Injectienaaldtheorie
B
Agendatheorie
C
Selectieve perceptie
Slide 34 - Quizvraag
"Je ziet alleen wat je wilt zien" Deze uitspraak past bij de volgende beïnvloedingstheorie:
A
Injectienaaldtheorie
B
Framingtheorie
C
Theorie van de selectieve perceptie
D
De Agendatheorie
Slide 35 - Quizvraag
DOMINANTE CULTUUR
Dominante cultuur
A
De cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving.
B
Een samenleving die 'veel vorming' of 'veel kleurig'.
C
Iemand dat tot een bepaalde volk behoort.
D
De waarden, normen en gewoontes van de meeste mensen in het land.
Slide 36 - Quizvraag
Een vooroordeel is:
A
Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent
B
Een oordeel over iets of iemand terwijl je wel de feiten kent
C
Een mening over iets of iemand met heldere argumenten
Slide 37 - Quizvraag
SUBCULTUREN
A
De cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving.
B
Een samenleving die 'veel vorming' of 'veel kleurig'.
C
Iemand dat tot een bepaalde volk behoort.
D
De waarde, normen en gewoontes van de meeste mensen in het land.
Slide 38 - Quizvraag
Wat is sociale mobiliteit?
A
Vermogen om jezelf door het land te verplaatsen
B
Vermogen om te stijgen of dalen op de sociale ladder
C
Al het verkeer van mensen in Nederland
D
Het aantal interacties van iemand op een dag
Slide 39 - Quizvraag
Wat is geen kenmerk van het populisme?
A
zet zich af tegen de elite
B
zegt de stem van het volk te vertegenwoordigen
C
kan zowel links als rechts zijn
D
zet zich in voor een duurzamere samenleving
Slide 40 - Quizvraag
Deze partij wil migratie tegengaan
A
D66
B
GroenLinks- pvda
C
Sp
D
pvv
Slide 41 - Quizvraag
Wat is pluriformiteit?
A
Er komen weinig verschillende culturen voor in een land.
B
Mensen kunnen niet goed samenleven in een land.
C
Er komen veel verschillende culturen voor in een land.
D
Een ruimtelijke scheiding van groepen mensen.
Slide 42 - Quizvraag
Wat is een kenmerk van een liberale visie?
A
Gelijke uitkomsten voor iedereen ongeacht inspanning.
B
Sterke overheidscontrole en beperkte individuele verantwoordelijkheid.
C
Vertrouwen in de eigen verantwoordelijkheid van mensen.
D
Sterke sociale cohesie en collectieve verantwoordelijkheid.