RECAP: present simple & past simple

Present Simple 

en 

Past simple 

Leerdoelen

. jullie weten het verschil tussen de present simple en de past simple

. je weet wanneer je de juiste vorm moet gebruiken in de zin.

present simple---> tegenwoordige tijd

past simple---> verleden tijd 

present simple: - feiten,  gewoonten,  dingen die we met regelmaat doen.

- This book has a red color. (feit)

- Bart always bites his nails. (gewoonten)

- These kids often play with each other. (regelmatigheid)  signaalwoorden:

 always, never, frequently, often, sometimes, seldom, on Saturdays, in the weekend.

present simple---> tegenwoordige tijd

past simple---> verleden tijd 

past simple: simpelste vorm van de verledentijd. onregelmatige ww en regelmatige ww

hoe zet je het werkwoord in de verledentijd: door er -ed achter te zetten. 

walk- walked.

signaalwoorden: Last year, Yesterday, Last, Ago, Once

Onregelmatige werkwoorden

wat denk jij dat bij de puntjes hoort

1. A while ago, Ferdinand ..... (to be) my best friend.

2. That dog ..... (to bite) me in my knee.

de onregelmatige woorden

uit je hoofd leren!!

(live) he .... next to my house.

(walk) I ..... a marathon last year.

(kiss) she .... the boy at school

1. kised
2. kiss
3. kisses
4. kissed

(run) he .... fast

1. ran
2. runs
3. run
4. runned

Leerdoelen 

. jullie weten het verschil tussen de present simple en de past simple

. je weet wanneer je de juiste vorm moet gebruiken in de zin.