Voornaamwoorden eerste naamval

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
1 / 20
volgende
Slide 1: Sleepvraag
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 1 - Sleepvraag

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 2 - Sleepvraag

(jij)
Warum hast ……………………… sowas getan?
A
du
B
dir
C
dich

Slide 3 - Quizvraag

(jullie)
Klaus, Monika, wo seid ………………………?
A
ihr
B
sie
C
Sie

Slide 4 - Quizvraag

(jij)
Willst ……………………… das nicht?
A
dich
B
dir
C
du
D
dein

Slide 5 - Quizvraag

(u) Wo wohnen ………………………?
A
sie
B
Sie
C
Ihnen

Slide 6 - Quizvraag

(wij)
Morgen fahren ……………………… nach Berlin.
A
wir
B
uns
C
ihr
D
sie

Slide 7 - Quizvraag

(hij)
Wo ist Klaus? Ach, da ist ………………..………!
A
es
B
er
C
sie
D
ihr

Slide 8 - Quizvraag

(zij) meervoud
Siehst du die Kinder? Ja, da sind ………………..……….
A
sie
B
Sie
C
ihr

Slide 9 - Quizvraag

(ik)
………………..……… habe keine Zeit.
A
ich
B
du
C
es
D
ihr

Slide 10 - Quizvraag

(jullie)
Mehmet und Jan, habt ………………..…… Fußball gespielt?
A
sie
B
ihr
C
er
D
wir

Slide 11 - Quizvraag

(zij) meervoud
Ich weiß, wo ………………..…… sind.
A
Sie
B
es
C
wir
D
sie

Slide 12 - Quizvraag

(wij)
Nein, ……………..……… haben keine Lust.
A
ihr
B
wie
C
wir
D
Sie

Slide 13 - Quizvraag

(jullie)
Wohnt ……………………..……… in Bremen?
A
er
B
ihr
C
sie
D
ihnen

Slide 14 - Quizvraag

(Hij)
.........kann meine Mutter sehen.
A
es
B
sie
C
ihr
D
er

Slide 15 - Quizvraag

(u)
Wohnen ......... in einer Stadt?
A
sie
B
es
C
Sie
D
ihr

Slide 16 - Quizvraag

(ik)
........laufe jeden Tag in die Schule.
A
du
B
ich
C
es
D
er

Slide 17 - Quizvraag

(Wij)
........kommen aus Potsdam.
A
er
B
wir
C
es
D
ich

Slide 18 - Quizvraag

(zij)
Meine Oma reist gerne. ........fährt am liebsten nach Österreich.
A
Sie
B
sie
C
es
D
er

Slide 19 - Quizvraag

Herr Driessen ist ein toller Lehrer!
A
Ja!
B
Nein!
C
keine Ahnung!

Slide 20 - Quizvraag