In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Thema 4
Evolutie
B5
Onderzoek naar evolutie
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Leerdoelen B5
4.5.1 Je kunt enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap noemen.
4.5.2 Je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsels van de mens en van verschillende diersoorten.
4.5.3 Je kunt een stamboom aflezen en construeren.
Slide 3 - Tekstslide
https:
Slide 4 - Link
Cladogram/stamboom
Slide 5 - Tekstslide
Extra: afstamming mens
De mens stamt niet af van de mensapen, we hebben wel een gemeenschappelijke voorouder. Van hieruit hebben de apen zich ontwikkeld en als aparte groep de mensen.
Fossielen (versteende overblijfselen of afdrukken in gesteente) hebben ons veel geleerd over de ontwikkeling van de mens.
Een belangrijke stap was het rechtop gaan lopen en koken van ons eten.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Wetenschappelijke argumenten
Evolutietheorie biedt een verklaring voor waarnemingen verkregen uit:
Vergelijking van de bouw van organismen (vergelijkende anatomie)
DNA-analyse
Fossielen
Slide 8 - Tekstslide
biologiepagina.nl
Slide 9 - Link
Vergelijkende anatomie
Homologe organen: overeenkomst in bouw die voortkomt uit eenzelfde embryonale ontstaanswijze.
Verschillende functies zijn ontstaan als aanpassing aan een verschillend milieu.
Analoge organen: eenzelfde functie, maar een totaal verschillende bouw. Deze is ook niet terug te vinden in een gemeenschappelijke voorouder.
Slide 10 - Tekstslide
Rudimentaire
organen
Als organen hun functie verloren hebben in de loop van de tijd, kunnen deze nog wel aangelegd worden, maar zich niet verder ontwikkelen.
Deze hebben ook een gelijke embryonale ontstaanswijze en duiden dus ook op een gemeenschappelijke voorouder.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Maak opdracht 67 t/m 69
Slide 13 - Tekstslide
Evolutionaire genetica
Argumenten van de laatste eeuw:
In alle cellen mitose en meiose op dezelfde manier plaats
Organismen uit dezelfde stoffen opge-bouwd. Hoe groter de overeenkomst in stoffen, hoe groter de verwantschap.
Nauwkeuriger:
DNA-analyse: DNA van mensen wordt enkelstrengs gemaakt en ander enkelstrengs DNA wordt toegevoegd. Mate van reageren wordt bepaald.
Slide 14 - Tekstslide
Evolutionaire stamboom
cladistiek/cladisme = methode om organismen in te delen in groepen genaamd clades (grieks 'klados'=tak).
clade = een gedeelde voorouder en alle evolutionaire nakomelingen
Binnen een clade zie je gedeelde eigenschappen met dank aan de gedeelde voorouder.
Slide 15 - Tekstslide
Voorbeelden
clade (= tak): een groep organismen met overeenkomstige voorouder
splitsingspunten in cladogram: boven
splitsing verschillen clades slechts verschillend in één kenmerkende eigenschap
splitsingspunt: gemeenschappelijke voorouder
Hoe meer naar links hoe langer geleden, hoe kleiner de verwantschap
Slide 16 - Tekstslide
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen.
Door paleontologie leveren deze veel informatie, zoals de ouderdom van het gesteente, hoe het fossiel behandeld moet worden.
Gidsfossielen zijn fossielen die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode en daardoor tijdsbepaling leveren.
Gidsfossiel voor het Cambrium
Slide 17 - Tekstslide
https:
Slide 18 - Link
Maak opdracht 70 t/m 78
Kijk alle opdrachten heel goed na!
Neem daarna de context 'Tweelingen' door en maak opdracht 79 t/m 82
Klaar?
Oefen de flitskaarten
Slide 19 - Tekstslide
Lesafsluiter B5
4.5.1 Je kunt enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap noemen.
4.5.2 Je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsels van de mens en van verschillende diersoorten.
4.5.3 Je kunt een stamboom aflezen en construeren.
Slide 20 - Tekstslide
Waar begon het leven op aarde waarschijnlijk?
A
In de ruimte
B
In de lucht
C
In het water
D
Op het land
Slide 21 - Quizvraag
Wat is evolutie?
A
het veranderen van gedaante bij een organisme
B
ontwikkeling die een organisme tijdens zijn leven doormaakt
C
het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten
D
het groter worden van een populatie
Slide 22 - Quizvraag
Wat is geen onderdeel van de evolutietheorie?
A
Veranderingen in genotype
B
Natuurlijke selectie
C
Ontstaan van nieuwe soorten
D
Verandering in fenotype
Slide 23 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van het evolueren van een soort?
A
Giraffen hebben door de eeuwen heen een langere nek gekregen
B
ijsberen hebben steeds lichtere vacht gekregen
C
kikkers zijn vanuit eitjes in kikkervisjes veranderd
D
berkenspanners (vlinders) hebben donkere vleugels gekregen
Slide 24 - Quizvraag
Wat wordt er bedoeld met "Survival of the fittest"?
A
De best aangepaste organismen overleven
B
Als je te weinig sport ga je dood
C
De snelste organismen overleven
D
De best aangepaste organismen overleven en planten zich voort.
Slide 25 - Quizvraag
Hoe noem je organen die hun functie verloren hebben in de loop van de tijd, welke nog wel aangelegd kunnen worden, maar zich niet verder ontwikkelen.
Slide 26 - Open vraag
Zijn de voorpoot van een krokodil en de voorpoot van een mol homologe of analoge organen? Leg je antwoord uit.
Slide 27 - Open vraag
Zijn de vleugel van een vleermuis en de vleugel van een vlieg homologe of analoge organen? Leg uit
Slide 28 - Open vraag
Zijn gibbons en orang-oetans meer of minder verwant aan elkaar dan gibbons en chimpansees? Leg uit.