1kth2 Ontleden woordsoorten (5)

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

-leesboek
-lesboek, schrift + pen
-laptop (dicht)
timer
2:30
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

-leesboek
-lesboek, schrift + pen
-laptop (dicht)
timer
2:30

Slide 1 - Tekstslide

67 Seconds/ Jason Reynolds
Wij kijken naar een boekvlog.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

timer
8:00

Slide 4 - Tekstslide

Woordsoorten
Je leert over woordsoorten.
timer
3:00
Je logt in via LessonUp.

Slide 5 - Tekstslide

Woordsoortbenoeming
Woordsoorten zijn iets anders dan zinsdelen.
Soms vragen we je een woordsoort te benoemen, en soms een zinsdeel.

Slide 6 - Tekstslide

Welke woordsoorten kan je al herkennen in een zin?

Slide 7 - Open vraag

Werkwoorden
Een werkwoord is een woordsoort.
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, wat iets of iemand overkomt wat er is gebeurd, wat iemand of iets is.



Slide 8 - Tekstslide

wat zijn de drie lidwoorden?

Slide 9 - Open vraag

Maak een zin met minimaal 1 werkwoord en minimaal een lidwoord over jouw leukste vakantiedag. Wat heb je gedaan of wat zou je willen doen?

Slide 10 - Open vraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 11 - Open vraag

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een dier, mens, plant, ding en  gevoel
Voor een zelfstandig naamwoord kan je altijd een lidwoord  zetten.
Eigennamen zijn ook zelfstandig naamwoorden.


Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets van een zelfstandig naamwoord.

voorbeeld: De groene appel. "Groene" zegt iets over "de appel" en is dus een bijvoeglijk naamwoord.

Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk!
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord schrijf je vaak met -en.

Slide 13 - Tekstslide

Voorzetsel (vz)
- kastwoorden (plaats)



- feestwoorden (tijd)

Slide 14 - Tekstslide

Beschrijf wat je vandaag aanhebt. Gebruik meerdere bijvoeglijk naamwoorden, zelfstandig naamwoorden en minimaal één voorzetsel.

Slide 15 - Open vraag


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord

Slide 16 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Lidwoord (lw)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)

Slide 17 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Welke lidwoorden zijn er in het Nederlands?

Slide 19 - Open vraag


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)

Slide 20 - Quizvraag

Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn).
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 21 - Open vraag


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

A
Zelfstandig werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijke naamwoord
D
Lidwoord

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 23 - Open vraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb veel nagedacht.
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 24 - Quizvraag

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Een 
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans

Slide 25 - Sleepvraag


Kies de juiste woordsoort.
In klas 3A en 3B  zitten alleen maar leuke leerlingen.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Lidwoord (lw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Zelfstandig werkwoord (zww)

Slide 26 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Vanochtend heb ik één boterham gegeten.
A
Lidwoord
B
Geen lidwoord

Slide 27 - Quizvraag

Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
De jongens kochten allemaal één ijsje.

Slide 28 - Open vraag

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
In augustus gaan mijn oom en tante altijd naar Spanje.

Slide 29 - Open vraag

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Voordat het feest op school begon, zocht ik mijn kleren uit.

Slide 30 - Open vraag

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden staan er in onderstaande zin?
Het grote lokaal was heel koud.

Slide 31 - Open vraag

Zelfstandig werken grammatica
KT: $1 WS Werkwoord, blz. 198, 1 t/m 4
$5 Bijvoeglijk naamwoord, blz. 206,  2 t/m 5
TH: $1 WS Werkwoord, blz. 200, 3 t/m 6
$5 Bijvoeglijk naamwoord, blz. 208, 1 t/m 4
HA: $4 Bijvoeglijk naamwoord, blz. 210, 1 t/m 3 + 5
$6 Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord, blz. 214, 2, 3, 5, 6
timer
15:00

Slide 32 - Tekstslide

Verlengde instructie HA
Wat is een zelfstandig werkwoord en wat is een hulpwerkwoord?

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Link