06-12

Goodmorning!
  •  Pak een blaadje en een pen
  • Laptop mag voor nu in je tas blijven
  • Stop je telefoon in de telefoontas.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Goodmorning!
  •  Pak een blaadje en een pen
  • Laptop mag voor nu in je tas blijven
  • Stop je telefoon in de telefoontas.

Slide 1 - Tekstslide

Today
  •  Herhaling van de grammatica
  • Afmaken van de opdrachten All Right
  • Versterk jezelf/test jezelf
  • Extra oefenbladen

Slide 2 - Tekstslide

Grammar
  •  Past simple of present perfect?
  • Irregular verbs?
  • Linking words?
  • Relative pronouns?
  • Wat weet je nog over deze onderwerpen?
  • Schrijf dit op op je blaadje.
  • Overleg met je buur en vul je antwoorden aan.

Slide 3 - Tekstslide

What do you remember?
  •  Past simple and present perfect
  • Linking words
  • Irregular verbs
  • Relative pronouns

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling
  • Maak aantekeningen op je blaadje
  • Vul je eerdere antwoord aan of verbeter het

Slide 5 - Tekstslide

Past Simple and Present Perfect
  •  Past simple = verleden tijd.
  • Actie begonnen en afgelopen in het verleden
  • Regelmatige werkwoorden: werkwoord + ed.
  • Staat vaak een specifieke tijdsbepaling bij
  • Yesterday, I biked/walked/ran to school.
  • Let op de onregelmatige werkwoorden! Die moet je leren.

Slide 6 - Tekstslide

Present Perfect
  •  Present perfect: wanneer een handeling of situatie in het verleden begon en nu nog steeds doorgaat.
  • Vorm: have/had + voltooid deelwoord
  • Voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden = werkwoord + ed
  • Let op de onregelmatige werkwoorden!

Slide 7 - Tekstslide

Irregular verbs
  •  Page 190 and page 191
  • Leer die rijtjes
  • Eerste rijtje is het hele werkwoord
  • Tweede rijtje is de past simple
  • Derde rijtje is het voltooid deelwoord -> present perfect!

Slide 8 - Tekstslide

Linking words
  •  Woorden om zinsdelen aan elkaar te verbinden
  • I went to bed after I took a shower
  • I want eggs or yogurt
  • I walked to school because my bike had a flat tire

Slide 9 - Tekstslide

Relative Pronouns
  •  Who: Om te verwijzen naar personen
  • Which: Om te verwijzen naar dieren of dingen
  • What: Kan gebruikt worden in plaats van which of who als er geen komma voor staat
  • Whose: Om aan te geven van wie of wat iets is.

Slide 10 - Tekstslide

Relative pronouns

Slide 11 - Tekstslide

Vragen?

Slide 12 - Tekstslide

Let's get to work
  •  Maak de opdrachten af van unit 2: 2.1-2.5
  • Klaar met alle opdrachten? Doe de versterk jezelf/test jezelf
  • Extra oefenen? Pak een extra werkblad.
  • Eerst 5 minuten in stilte, daarna overleggen
  • Hulp nodig? Steek je vinger op dan kom ik langs.
  • Klaar? Leer de woorden en expressions van unit 2
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Homework
  •  Leer de woorden, expressions en grammatica van Unit 2
  • Morgen gaan we weer oefenen met kijk en luisteren, dus zorg ervoor dat je oordopjes meehebt.

Slide 14 - Tekstslide