Periode 3: Grammatik A & B geslacht zelfstandig naamwoord & Plural

Willkommen zur Grammatikstunde! 
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Willkommen zur Grammatikstunde! 

Slide 1 - Tekstslide


Heute bei Deutsch:
- het geslacht van het zelfstandige naamwoord
- de meervoud van het zelfstandige naamwoord

Material: Neue Kontakte & Kopfhörer


 




Hausaufgaben:     
Machen: Aufgaben 20-27 (p. 78- 82)
Lernen:
- Deutsch in der Klasse S.8/9 N-D
- Lernliste N-D S.96 bis volgende week
- Lernliste D-N S.97 bis C
- Sprachmittel S. 99 1-10
- Grammatik wiederholen (herhalen)







16 jan 
-
20 jan

1. Kapitel 3 C Hören, D Lesen
2. am Projekt arbeiten/werken aan project
Lernen: 
- Deutsch in der Klasse S.8/9 N-D
- Lernliste N-D S.96 bis vrij hebben
- Lernliste D-N S.97 bis A
- Grammatica herhalen

23 jan 
-
27 jan
1. Kapitel 3 E Grammatik
2. am Projekt arbeiten/werken aan project
Lernen: 
- Deutsch in der Klasse S.8/9 N-D
- Lernliste N-D S.96 bis wiskunde
- Lernliste D-N S.97 bis A
- Grammatica herhalen

30 jan
 -
3 feb
1. Kapitel 3 E Grammatik, F Sprechen
2. am Projekt arbeiten/werken aan project



Lernen: 
- Deutsch in der Klasse S.8/9 N-D
- Lernliste N-D S.96 bis volgende week
- Lernliste D-N S.97 bis C
- Grammatica herhalen

6 feb
-
10 feb
1. Präsentation Projekt 
2. Wiederholung 3/ formatives
Lernen: 
- Deutsch in der Klasse S.8/9 N-D
- Lernliste N-D S.96 bis tiende
- Lernliste D-N S.97 bis D
- Grammatica herhalen
- Grammatica S. 98
- Projekt telt 1x mee



Abschluß, letzte Übungen und Besprechungen für den Test
Lernen:
- Deutsch in der Klasse S.8/9 N-D
- Lernliste N-D S.96
- Lernliste D-N S. 97 
- Sprachmittel N-D S.99
- Grammatica S. 98
- Grammatik S.98 Artikel + aant. Classroom Artikel (lidwoorden) + Grammatik Periode 1, 2
- aantekeningen Verben


20 feb
24 feb
TOETSPERIODE 3
TOETS over 
Kapitel 3: telt 3x mee
Thema Schule
- Deutsch in der Klasse S.8/9 N-D
- Lernliste N-D S.96
- Lernliste D-N S. 97 
- Sprachmittel N-D S.99
- Grammatik S.98 Artikel + Grammatica Periode 1, 2.
- Aantekeningen Classroom p1-p3

BELANGRIJK: Alle antwoorden moet je in het Duits opschrijven. Je moet dus de spelling helemaal kennen en de woorden zonder spelfout kunnen opschrijven.

EXTRA: SCHULVLOG (1x)

 27 feb
-
2 mrt
voorjaarsvakantie

Winterferien









Slide 2 - Tekstslide

Der...Die...Das... Was?

Slide 3 - Tekstslide

Het Geslacht 
In het Duits krijgen alle zelfstandig naamwoorden een hoofdletter!
In het Duits heb je mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. 
Die krijgen ook een lidwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Lidwoorden: Welk lidwoord hoort bij welk geslacht? 
Sleep de blauwe woorden naar de rode
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
die
die
das
der

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Video

mannelijk = der
  • dieren van het mannelijke geslacht                                                bijv. der Stier, der Wolf, der Hahn 
  • de namen van de dagen, maanden, jaargetijden en  windrichtingen bijv. der Sonntag , der Januar, der Sommer, der Norden
  • woorden, die eindigen op: -ig, -ling, -or, -ismus 

Slide 7 - Tekstslide

vrouwelijk = die
  • dieren van het vrouwelijk geslacht bijv. die Kuh (de koe),     die Wölfin (de wolvin) 
  • woorden, die eindigen op: -schaft, -ei, -heit, -ung, -keit, -ion, -ität 
  • De meeste woorden die eindigen op:  een -e 
  • die Zahlen (de getallen)


Slide 8 - Tekstslide

onzijdig = das
  • hele werkwoorden die als zelfstandig naamwoord gebruikt worden bijv. das Hoffen, das Denken 
  • woorden, die eindigen op: -chen of -lein (betekenis: -tje) 
bijv. das Löffelchen (het lepeltje), das Kindlein (het kindje)
  • de meeste  het woorden 

Slide 9 - Tekstslide

Vul het lidwoord in.
______ Oktober
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quizvraag

_____ Herbst
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quizvraag

_____ Wirklichkeit
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quizvraag

_____ Bierchen
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quizvraag

_____ Lampe
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quizvraag

______ Freundschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quizvraag

Das war es! Hoe ging het? Snap je de regels voor het geslacht van het zelfstandig naamwoord?
A
Nee, ik snap er niks van.
B
Ja, ik begrijp het helemaal.
C
Ja, ik begrijp het, maar ik moet nog meer oefenen.

Slide 16 - Quizvraag

De meervoud (plural)
- altijd lidwoord: DIE

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Regeln
mannelijk: +e + Umlaut      Arzt/ Ärzte
vrouwelijk: +en +n +nen     Freundin/ Freundinnen; Katze/ Katzen
onzijdig: +e                              Schaf/ Schafe

Uitzonderingen uitgang woord op er/en/el/chen : geen uitgang
Lehrer, Mittel, Wagen, Mädchen...

tip
CHECK EERST DE UITGANG VAN HET WOORD!!
woorden op -el, -en , -er und -chen veranderen niet in de meervoud! 

--> das Mittel - die Mittel, das Mädchen - die Mädchen,
der Lehrer - die Lehrer

Slide 19 - Tekstslide

Nu jij.... 

Slide 20 - Tekstslide

Zet het zelfstandig naamwoord bij het juiste bepaald lidwoord
die
der
das
Essen
Pferd
Tier
Jungen
Vater
Mutter
Mann
Frau
Kind
Junge
Schule
Mädchen

Haus
Lehrer

Lehrerin

Slide 21 - Sleepvraag

der
die
das
Hexe
Winter
Rehlein
Schwester
Brüderchen
Gemeinschaft
Koch
Schlaflosigkeit
Dächlein
Mädchen

Slide 22 - Sleepvraag

+n
mannelijk
onzijdig
vrouwelijk
onveranderd
e + Umlaut
+ en
+e
woord uitgang op er/el/en/ chen
-nen

Slide 23 - Sleepvraag

der Zahn

Slide 24 - Open vraag

die Nase

Slide 25 - Open vraag

die Bäuerin

Slide 26 - Open vraag

der Arbeiter

Slide 27 - Open vraag

das Zimmer

Slide 28 - Open vraag

meervoud van: der Hut
A
die Hüte
B
die Hute
C
die Hutes
D
die Huten

Slide 29 - Quizvraag

meervoud: das Brot
A
die Bröte
B
die Brot
C
die Brote
D
die Broten

Slide 30 - Quizvraag

meervoud: die Friseurin (kapster)
A
die Friseurins
B
die Friseurin
C
die Friseurinnen
D
die Friseur

Slide 31 - Quizvraag

meervoud van: das Kaninchen (konijn)
A
die Kaninchens
B
die Kaninchenen
C
die Kaninch
D
die Kaninchen

Slide 32 - Quizvraag

meervoud: der Baum (boom)
A
die Baums
B
die Bäume
C
die Baumen
D
die Baum

Slide 33 - Quizvraag

meervoud van: der Schläger
A
die Schläger
B
die Schlägers
C
die Schlägern
D
die Schlager

Slide 34 - Quizvraag

meervoud van: der Trainer
A
die Trainers
B
die Trainern
C
die Trainer
D
die Traineren

Slide 35 - Quizvraag

meervoud van: das Tor
A
die Tors
B
die Tore
C
die Toren
D
die Töre

Slide 36 - Quizvraag

enkelvoud: der Ball
meervoud: ________
A
der Bäll
B
die Bälle
C
die Balle
D
der Balle

Slide 37 - Quizvraag

enkelvoud: der Onkel
meervoud:
A
die Onkels
B
die Onkele
C
die Onkel
D
der Onkel

Slide 38 - Quizvraag

enkelvoud: die Straße (straat)
meervoud: _______
A
die Straßen
B
der Straßen
C
das Straße
D
die Straß

Slide 39 - Quizvraag

enkelvoud: die Blume (bloem)
meervoud: _________
A
die Blums
B
das Blume
C
der Blumen
D
die Blumen

Slide 40 - Quizvraag

das Häuschen >
meervoud:
die __________?

Slide 41 - Woordweb

Hoe goed beheers jij de grammatica vna hoofdstuk 3?
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

Aufgabe
Öffne das Buch auf Seite  78-82 und mache:

Aufgaben: 20 t/m 27





Hulp nodig?
Ergänze - vul aan
Wähle - kies
Unterstreiche - onderstreep
Übersetze - Vertaal

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide