Van A tot Zin 3.17 BiZ

3.17
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.17

Slide 1 - Tekstslide

Weet je nog?

1. Wat zijn werkwoorden?
2. Wat is de tegenwoordige tijd 
3. Wat is de voltooide tijd?
4. Schrijf een zin in de tegenwoordige tijd.
5. Schrijf een zin in een voltooide tijd.

Slide 2 - Tekstslide

Weet je nog?
          De tegenwoordige tijd: nu

 Mijn moeder maakt een schilderij.
Alex trouwt  met Jane.

ik  stam                                         wij, jullie, zij   stam+ en
jij, hij, zij, u stam+t                           (hele werkwoord)

Slide 3 - Tekstslide

Weet je nog?
          Voltooide tijd :  iets wat vroeger gebeurd is
Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord.

 Mijn moeder heeft een schilderij gemaakt.
Alex en Jane zijn vorige week getrouwd.


Slide 4 - Tekstslide

Weet je nog ?
Hoe maak je het voltooid deelwoord?
1. Maak de ik-vorm.   wij maken -  ik maak
2.kijk naar de laatste letter : maak
3. Is de laatste letter  een s, f,t,k,ch, p  - softketchup- ?
     JA> voltooid deelwoord krijgt  een -t
     NEE> voltooid deelwoord krijgt een -d
4. Schrijf ge- voor de ik-vorm en een -t of -d aan het einde.
ge- maak-t           gemaakt

Slide 5 - Tekstslide

Weet je nog?
In de voltooide tijd zijn er twee soorten werkwoorden:
onregelmatige werkwoorden en regelmatige werkwoorden. Onregelmatige werkwoorden veranderen van klank.  Regelmatige werkwoorden veranderen niet van klank.
Er zijn geen regels voor onregelmatige werkwoorden. 
Je moet ze uit je hoofd leren ( blz. 209).

Slide 6 - Tekstslide


Hoe maak je de verleden tijd?
1. Maak de ik-vorm.   ik woon  ik maak
2.kijk naar de laatste letter : maak
3. Is de laatste letter  een s, f,t,k,ch, p  - softketchup- ?
     JA>  schrijf - te achter de ik-vorm  bij ik, jij, u, hij, zij
     NEE>  schrijf -de achter de ik-vorm ik, jij, u, hij, zij
4. Schrijf voor  wij, jullie en zij ( meervoud) een extra -ten/-den

Slide 7 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?
Je kunt praten over vroeger met de voltooide tijd. Je kunt ook op een andere manier over vroeger praten. Dan gebruik je de verleden tijd van het werkwoord.

Ik kan de verleden tijd van de regelmatige werkwoorden goed schrijven. 

Slide 8 - Tekstslide


Hoe maak je de verleden tijd?
1. Maak de ik-vorm.   ik woon  ik maak
2.kijk naar de laatste letter : maak
3. Is de laatste letter  een s, f,t,k,ch, p  - softketchup- ?
     JA>  schrijf - te achter de ik-vorm  bij ik, jij, u, hij, zij
     NEE>  schrijf -de achter de ik-vorm ik, jij, u, hij, zij
4. Schrijf voor  wij, jullie en zij ( meervoud) een extra -ten/-den

Slide 9 - Tekstslide

tegenwoordige tijd
ik speel
jij speelt
u speelt
hij speelt
zij speelt
het speelt
wij spelen
zij spelen
jullie spelen
verleden tijd 
......
.........
..........
........
..........
...........
...........
..........
.................
voltooid: wij hebben__________________

Slide 10 - Tekstslide

tegenwoordige tijd
ik dans
jij  ................. 
u .....................
hij danst
zij danst
het danst
wij .......................
zij ........................
jullie .........................
verleden tijd 
......
.........
..........
........
..........
...........
...........
..........
.................
voltooid:   wij hebben________________

Slide 11 - Tekstslide

tegenwoordige tijd
ik reis
jij  ................. 
u .....................
hij reist
zij reist
het reist
wij .......................
zij ........................
jullie .........................
verleden tijd 
......
.........
..........
........
..........
...........
...........
..........
.................
voltooid:   zij heeft________________

Slide 12 - Tekstslide

tegenwoordige tijd
ik leef
jij  ................. 
u .....................
hij leeft
zij leeft
het leeft
wij .......................
zij ........................
jullie .........................
verleden tijd 
......
.........
..........
........
..........
...........
...........
..........
.................
voltooid:   hij heeft________________

Slide 13 - Tekstslide

Boek blz. 112     Samen oefenen
Rode tekst lezen
1. Wat hoor je?
2. Praat samen.
3. Vul in
5. Praat samen


Slide 14 - Tekstslide

Even opletten! 
Twee werkwoorden in een zin? Dan zet je het eerste werkwoord in de verleden tijd. Het tweede werkwoord blijft het hele werkwoord.  

Ik leerde als kind al koken.
Hij probeerde  ons te helpen.

Slide 15 - Tekstslide

Boek blz. 113    Samen oefenen
Lees de rode tekst
6. Schrijf de goede vorm van het werkwoord


Slide 16 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?
What did you learn today?
що ти навчився сьогодні
ماذا تعلمت اليوم
bugün ne öğrendin
Ի՞նչ սովորեցիք այսօր:
آج آپ نے کیا سیکھا؟
O que você aprendeu hoje?
ሎሚ እንታይ ተማሂርኩም?

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Maak de computeropdrachten van 3.17

Slide 18 - Tekstslide

Heb je het lesdoel bereikt?


  • Ik kan regelmatige werkwoorden in de verleden tijd juist schrijven.

    Slide 19 - Tekstslide

    Hoe goed kan jij werkwoorden in de verleden tijd schrijven?

    Slide 20 - Tekstslide

    Huiswerk ?
    computeropdrachten 3.17 afmaken!

    Slide 21 - Tekstslide

    Slide 22 - Tekstslide