Methodiek B-K1-W2 week 11, les 10 en 11 Functie Observeren Het ondersteuningsproces

Functie observeren + Het ondersteuningsproces
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Functie observeren + Het ondersteuningsproces

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • De student reproduceert de functie van observeren
  • De student beschrijft het gefaseerd werken binnen Methodisch werken.​
  • De student benoemt de Fasen in methodisch werken
  • De student herkent de termen die voorkomen bij Evalueren

Slide 2 - Tekstslide

Functie observeren
- Observeren doe je omdat je antwoord wilt krijgen op bepaalde     vragen. 
- Je observeert met een bepaald doel voor ogen. 






Slide 3 - Tekstslide

Het ondersteuningsproces

Slide 4 - Tekstslide

Stappen in het ondersteuningsproces
Tijdens alle stappen in het ondersteuningsproces vindt er afstemming en overleg met de cliënt of zijn netwerk plaats.
Je handelt op basis van een vastgestelde behoefte of vraag.
Dat gebeurt om de hulp-, zorg- en ondersteuning zo goed mogelijk te laten aansluiten op de wensen en behoeften van de cliënt.
Bij vraaggericht werken laat je de regie zo veel mogelijk bij de cliënt.
Daarom heeft de cliënt zelf een belangrijke rol in het opstellen van het plan.

Slide 5 - Tekstslide

Wat doe je bij vraaggericht werken?
A
Je laat de regie bij de organisatie
B
Je laat de regie bij de cliënt
C
Je laat de regie bij de begeleiding
D
Je laat de regie bij de specialisten

Slide 6 - Quizvraag

Stappen in het ondersteuningsproces 2
1. verzamelen van informatie;
2. vaststellen van behoeften en problemen;
3. doelen formuleren;
4. plan maken;
5. uitvoeren van de activiteiten volgens planning;
6. evalueren.

Slide 7 - Tekstslide

Stappen in het ondersteuningsproces 3
- Wanneer je die informatie in kaart hebt gebracht, kun je verder met het 
   vaststellen van doelen en plannen.
- Vervolgens worden de activiteiten volgens planning uitgevoerd.
- Daarna volgt een evaluatie en zo nodig het bijstellen van de begeleiding en 
   afspraken.

Slide 8 - Tekstslide

Stap voor stap

Slide 9 - Tekstslide

Stap 1: Informatie verzamelen
- Je probeert je als eerste een goed beeld te krijgen van het functioneren            van  de cliënt.
Stap 1: Informatie verzamelen
- Je probeert te ontdekken waar iemand behoefte aan heeft en stelt de 
   wensen, behoeften, problemen en mogelijkheden vast.
- Je kijkt daarbij ook goed naar wat iemand zelf kan: alleen of met de familie, 
    vrienden en buren uit zijn sociale netwerk.
- Je houdt rekening met andere hulp, zorg of diensten en stemt je 
   bevindingen af met collega’s.


Slide 10 - Tekstslide

Stap 1: Informatie verzamelen 2
Informatiebronnen:
- de cliënt zelf;
- de familie of naasten;
- andere professionals;
- observatie;
- het dossier.

Slide 11 - Tekstslide

Benoem 3 bronnen waar je informatie kunt halen over de cliënt..

Slide 12 - Woordweb

Stap 2: Vaststellen van behoeften en problemen
- Een behoefte is wat iemand nodig heeft om zich prettig te 
    voelen of om beter te kunnen functioneren.
- De Amerikaanse psycholoog Maslow beschreef halverwege  
   de vorige eeuw dat een mens verschillende drijfveren en 
   aangeboren behoeften heeft.
- Die verschillen bij mensen niet zo veel van elkaar.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Stap 2: Vaststellen van behoeften en problemen 2
- In een gesprek stel je vragen om duidelijk krijgen wat de behoeften zijn.
- Wat wil de cliënt precies als het gaat om:
Wonen
Financiën
Gezondheid
Contacten met anderen
Werk
Medicijnen
Eenzaamheid

Verslaving
De verzorging van zichzelf
Het contact met anderen
Dagbesteding
Omgaan met eigen gevoelens en emoties?

Slide 15 - Tekstslide

Stap 2: Vaststellen van behoeften en problemen 3
Soms werk je daarbij aan de hand van een vragenlijst:
     - Wat zijn de wensen en behoeften van de cliënt?
     - Welke hulp of begeleiding heeft hij nodig?
     - Wat wil de cliënt zelf?
     - Op welk vlak wil hij zich ontwikkelen,
     - welke toekomst ziet hij voor zichzelf,
     - wat zijn de wensen, mogelijkheden en ambities van de cliënt?

Slide 16 - Tekstslide

Stap 2: Vaststellen van behoeften en problemen 4 
- Bij het vaststellen van de behoeften heb je te maken met de ervaring van         de cliënt zelf, maar ook met jouw ervaring als professional.
- Het is belangrijk dat jullie daarin zo dicht mogelijk tot elkaar komen om 
   duidelijke en haalbare doelen te kunnen stellen.
- Nu je de behoeften in kaart hebt gebracht kun je bepalen welke 
   ondersteuningsbehoeften de cliënt heeft.
- De ondersteuningsbehoefte geeft aan wat de cliënt nodig heeft om een 
  ‘goede kwaliteit van bestaan’ te bereiken


Slide 17 - Tekstslide

Stap 2: Vaststellen van behoeften en problemen 5
- Je zoekt dus samen met de cliënt zelf, collega’s, andere professionals en 
   mantelzorgers uit welke en hoeveel hulp de cliënt nodig heeft om als 
   persoon te kunnen functioneren in de samenleving.
- Je geeft ondersteuning op maat.
   Dat wil zeggen dat je de ondersteuning die je biedt, beperkt tot de hulp die 
   iemand echt nodig heeft om de gestelde doelen te bereiken.
- Je doet dus niet meer dan echt noodzakelijk is.

Slide 18 - Tekstslide

Je geeft ondersteuning op maat. Dat betekent dat je..
A
alles doet wat de cliënt vraagt
B
alleen doet wat in het ondersteuningsplan staat
C
niet meer doet dan noodzakelijk is
D
alles overlaat aan de cliënt

Slide 19 - Quizvraag

Stap 3: Doelen formuleren
SMART doelen Wat was dat ook alweer???
- S
- M
- A
- R
- T

Slide 20 - Tekstslide

De S bij een SMART-doel betekent
A
Sexy
B
Speciaal
C
Sociaal
D
Specifiek

Slide 21 - Quizvraag

De M van een een SMART-doel betekent
A
Makkelijk
B
Meetbaar
C
Menselijk
D
Magisch

Slide 22 - Quizvraag

De A van een een SMART-doel betekent
A
Accent
B
Acceptabel
C
Achting
D
Alliteratie

Slide 23 - Quizvraag

De R van een een SMART-doel betekent
A
Regelmatig
B
Rationeel
C
Realistisch
D
Robotiseerbaar

Slide 24 - Quizvraag

De T van een een SMART-doel betekent
A
Theatraal
B
Typisch
C
Technologisch
D
Tijdsgebonden

Slide 25 - Quizvraag

Schrijf een SMART-doel op

Slide 26 - Woordweb

Stap 4: Plan maken
- In het ondersteuningsplan komen de gemaakte afspraken te staan.
- Alle betrokken hulpverleners moeten op de hoogte zijn van de afspraken 
   met de cliënt.
- Jij bent als begeleider verantwoordelijk voor jouw bijdrage aan het 
   ondersteuningsplan.
- Het is belangrijk dat je in begrijpelijke taal schrijft, zodat alles voor de cliënt 
  en andere betrokkenen duidelijk is.
- Als het plan klaar is, spreek je met elkaar af op welke manier en wanneer je 
   evalueert hoe het is gegaan.

Slide 27 - Tekstslide

Met wie maak je het ondersteuningsplan? Kies het beste antwoord.
A
Alle betrokken begeleiders
B
Alle betrokken familieleden
C
Alle betrokken hulpverleners
D
Alle betrokken specialisten.

Slide 28 - Quizvraag

Stap 5: Plan uitvoeren
- Bij de uitvoering gaat iedereen die betrokken bij het plan is, aan de slag.
- Als het nodig is, stel je met elkaar de activiteiten bij.
- Belangrijk voor jou als begeleider is dat je de cliënt in de uitvoeringsfase zo 
  goed mogelijk ondersteunt.
- Geef regelmatig positieve en stimulerende feedback op het proces: ‘Ik zie 
   dat je op de goede weg zit’ of: ‘Wat fijn dat het u alweer zelfstandig lukt om 
   een potje te koken.’

Slide 29 - Tekstslide

Stap 6: Evalueren
- Bij de evaluatie kijk je samen met cliënt, collega’s en andere betrokkenen 
   wat de ondersteuning heeft opgeleverd.
- Door het resultaat te bekijken, kun je achteraf bepalen of je goed hebt 
   gehandeld.
- Als je met elkaar opmerkt dat je ergens in het proces een verkeerde 
   inschatting hebt gemaakt, kun je daarvan leren voor de volgende keer.
- Bij de evaluatie stel je met elkaar vast of de kwaliteit van bestaan van de 
  cliënt erop vooruit is gegaan.


Slide 30 - Tekstslide

Stap 6: Evalueren 2
- Of, zoals in bepaalde gevallen: heb je achteruitgang kunnen voorkomen?

- Je evalueert met elkaar de ondersteuningsuitkomsten en op basis daarvan 
   kun je je aanpak bijstellen.
- Je verzamelt dan weer in samenwerking met alle betrokkenen opnieuw 
   informatie, stelt doelen vast en doorloopt op die manier de cyclus opnieuw

Slide 31 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om te evalueren?

Slide 32 - Woordweb

Maak de volgende opdrachten
Thieme PBSD 1.3 Het ondersteuningsproces alle opdrachten

Slide 33 - Tekstslide

Leerdoelen behaald ?
  • De student reproduceert de functie van observeren
  • De student beschrijft het gefaseerd werken binnen Methodisch werken.​
  • De student benoemt de Fasen in methodisch werken
  • De student herkent de termen die voorkomen bij Evalueren

Slide 34 - Tekstslide

Tips en Tops

Slide 35 - Tekstslide