1HA H2.1A

Welkom HA13
Ga zitten, pak je laptop en ga naar LessonUp
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom HA13
Ga zitten, pak je laptop en ga naar LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je weet waarvoor som, verschil, product en quotiënt voor staan.
Je kan bewerkingen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen gebruiken bij het maken van berekeningen. 

Slide 2 - Tekstslide

som, verschil, product en quotiënt
Som is een ander woord voor optellen.

Slide 3 - Tekstslide

som, verschil, product en quotiënt
Som is een ander woord voor optellen.
Verschil in een ander woord voor aftrekken.

Slide 4 - Tekstslide

som, verschil, product en quotiënt
Som is een ander woord voor optellen.
Verschil in een ander woord voor aftrekken.
Product is een ander woord voor vermenigvuldigen.

Slide 5 - Tekstslide

som, verschil, product en quotiënt
Som is een ander woord voor optellen.
Verschil in een ander woord voor aftrekken.
Product is een ander woord voor vermenigvuldigen.
Quotiënt is een ander woord voor delen. 

Slide 6 - Tekstslide

Product.
De getallen 3 en 8 uit het voorbeeld noemen we factoren.

Slide 7 - Tekstslide

Som
De getallen 8 en 11 uit het voorbeeld noemen we termen.

Slide 8 - Tekstslide

Bewerkingen
Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen zijn voorbeelden van bewerkingen. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe noemen we de getallen bij de bewerking van een som?
A
factoren
B
termen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het product van 8 en 4.
A
12
B
4
C
2
D
32

Slide 11 - Quizvraag

wat is het verschil van 18 en 12.
A
30
B
6
C
1,5
D
216

Slide 12 - Quizvraag

Hoe noemen we de getallen bij een bewerking van een product?
A
factoren
B
termen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het quotiënt van 400 en 100
A
300
B
500
C
4
D
40000

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de som van 19 en 0?
A
19
B
0
C
1
D
20

Slide 15 - Quizvraag

Mevrouw de Liefde rijdt 4 dagen in de week 30 km heen en 30 km terug. Hoeveel km legt ze in 4 dagen af?
A
60km
B
120km
C
180km
D
240km

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag.

Maak de volgende opgaven:
2, 3, 4, 5 en 6.
blz. 58
Werken in stilte.

Je mag zachtjes overleggen.

Je mag overleggen.

Slide 17 - Tekstslide