Frans 12/02/2021

Bienvenue! 
Le 12 février 2021
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue! 
Le 12 février 2021

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
Vandaag ga ik wat onderwerpen van hoofdstuk 1 t/m 3 herhalen!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Op welke dagen sneeuwde het in Normandië?
A
Zondag en maandag
B
Maandag en dinsdag
C
Dinsdag en woensdag
D
Woensdag en donderdag

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Kaart

Wat zou je WEL kunnen doen met de sneeuw?
A
Aller à la plage
B
Noter
C
Acheter
D
Jouer

Slide 6 - Quizvraag

Frankrijk...
- Hoofdstad?
- 547.030 km² (ruim 13x Nederland)
- Grenst aan 6 Europese landen (je zou kunnen zeggen 7...)
- Frankrijk heeft als bijnaam «l'Hexagone » (zeshoek)
                                                             -> 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Kaart

Ik heb net wat verteld over Frankrijk. In welk schoolvak zou je deze informatie ook kunnen krijgen?
A
La géographie
B
l'histoire
C
La gym
D
Les maths

Slide 9 - Quizvraag

La géographie
Les maths

Slide 10 - Tekstslide

La gym
l'Histoire

Slide 11 - Tekstslide

Vrai ou faux?

Ce sont des crêpes
A
Vrai
B
Faux

Slide 12 - Quizvraag

Vrai ou faux?

C'est une élève
A
Vrai
B
Faux

Slide 13 - Quizvraag

Vrai ou faux?

C'est une boulangerie
A
Vrai
B
Faux

Slide 14 - Quizvraag

Vrai ou faux?

C'est un lapin
A
Vrai
B
Faux

Slide 15 - Quizvraag

être betekent:
Hebben
Zijn

Slide 16 - Poll

être en avoir
être = zijn -> Je suis...
avoir = hebben -> J'ai un chat, elle s'appelle Miep

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat moet er op de puntjes komen te staan?
Tu .... un frère?
A
es
B
as
C
sommes
D
avons

Slide 19 - Quizvraag

Uitleg:
A) Tu es un frère? = Ben jij een broer?
B) Tu as un frère? = Heb jij een broer?
C) Tu sommes un frère? = Jij zijn een broer?
D) Tu avons un frère? = Jij hebben een broer?

Slide 20 - Tekstslide

Wat moet er op de puntjes komen te staan?
J'... un chat et un chien.
A
suis
B
avais
C
ai
D
êtes

Slide 21 - Quizvraag

Uitleg
A) J'suis un chat et un chien = Ik ben een kat en een hond. 
(Tevens een medeklinkerbotsing)
B) J'avais un chat et un chien = Ik had een kat en een hond. 
(Deze tijd kennen jullie nog niet -> Imparfait)
C) J'ai un chat et un chien = Ik heb een kat en een hond.
D) J'êtes un chat et un chien = Ik zijn/bent een kat en een hond

Slide 22 - Tekstslide

Welk Franse getal is dit?
A
Dix
B
Vingt
C
Trente
D
Quarante

Slide 23 - Quizvraag

Welk Frans getal is dit?
A
Huit
B
Dix-huit
C
Dix
D
Vingt-huit

Slide 24 - Quizvraag

Werkwoorden op -er
P.e. Nous regardons (wij kijken)
Ils/elles cherchent (Zij zoeken)
Tu parles (Jij praat)

Slide 25 - Tekstslide

Welk woord is juist geschreven?
Werkwoord = marcher (lopen)
Je...
A
Je marchons
B
Je marche
C
Je marchent
D
Je marches

Slide 26 - Quizvraag

Je -> + e

Slide 27 - Tekstslide

Welk woord is juist geschreven?
Werkwoord = trouver (vinden)
Vous...
A
Vous trouviez
B
Vous trouvons
C
Vous trouvez
D
Vous trouves

Slide 28 - Quizvraag

Bingo! 
Op de volgende dia laat ik jullie zometeen een 'bingokaart' zien. 
Het is de bedoeling dat jullie zo snel mogelijk alle spullen bij elkaar zoeken. 
Heb je alles? Roep dan bingo!

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Merci pour votre attention!

Slide 31 - Tekstslide