D1BTh5 B1 Reageren op je omgeving

Reageren op je omgeving
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Reageren op je omgeving

Slide 1 - Tekstslide

Reageren op je omgeving
Hoe gaat dat, wat heb je daar voor nodig?

Slide 2 - Woordweb

Kijk waar de volgende afbeelding over gaat.

Je krijgt er een vraag over

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Waarover ging de afbeelding?

Slide 5 - Open vraag

Dit leer je deze les
  1. Welke zintuigen er zijn en in welk orgaan ze liggen 
  2. Wat een prikkel is
  3. Wat een zintuigcel doet
  4. Wat impulsen zijn
  5. Wat de hersenen doen
  6. Welke zintuigen er zijn
  7. Op welke prikkel een zintuig reageert - Wat een adequate prikkel is

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een zintuig?

Slide 7 - Open vraag

Noem de 5 zintuigen

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Prikkel - Reactie
Wat zie je op de afbeelding?
A  Er is een zak patat (prikkel).
     De zintuigcellen in je ogen en neus geven signaaltjes af.  

B  Het signaal (impuls) is een elektrisch signaal dat door de 
     zenuwen naar de hersenen gaat (korte blauwe pijltjes in de 
     afbeelding). De hersenen verwerken de impulsen. 
     Nu weet je wat je ruikt en wat je ziet. 
    Je bent je er nu van bewust:  PATAT 
 
CD  De hersenen geven een signaal (impuls), via het 
        ruggenmerg en de zenuwen naar de armspieren. Er gaat 
        ook een impuls naar de speekselklieren in je mond.
        Reactie (respons): de arm beweegt : het meisje pakt ...
        Reactie (respons): het meisje  krijgt speeksel in je mond.
De zak patat
De zak patat is een prikkel
Een prikkel is informatie uit de omgeving
1
Zintuigstelsel
Alle zintuigen samen vormen het zintuigstelsel.
Zintuigen werken samen.
3
oog en neus
Dit zijn organen. 
In de organen bevinden zich zintuigcellen
2

Slide 10 - Tekstslide

Zintuigen kunnen prikkels opvangen en deze doorgeven. Zo kunnen wij bijv. licht, geluid, geur en aanraking waarnemen.
In de zintuigen liggen zintuigcellen. Deze zie je op de rode delen in de afbeeldingen, ze zijn aangesloten op zenuwen.
oog
Zintuigen in het oog: de gezichtszintuigen
3
Oor
Zintuigen in je oor: de gehoorzintuigen
1
Mond
Zintuigen in de mond: de smaakzintuigen
2
Neus
Zintuigen in de neus: de reukzintuigen
4
Huid
Zintuigen in de huid: tastknopjes/tastzintuigen , drukzintuigen, warme- en koudezintuigen
4

Slide 11 - Tekstslide

Zintuigen - Prikkels Impulsen
Een prikkel is informatie uit je omgeving. De zintuigcellen in de zintuigen vangen die prikkels op. Vanuit de zintuigcellen ontstaan dan impulsen. Een impuls is een elektrisch signaaltje. Dat signaaltje gaat door een zenuw naar je hersenen. De impulsen gaan ook van de hersenen via de zenuwen naar bijvoorbeeld spieren en klieren. Een aantal impulsen gaat door het ruggenmerg.

Orgaan  : waarneming
- oren     : Je hoort wat de ander je vertelt.
- ogen    : Je ziet, want je leest dit.
- tong     : Je proeft wat de smaak van kaas is.
- neus    : Je kunt ruiken dat het eten aanbrandt.
- huid     : Je kunt voelen aan een kopje of de thee heet is.

Slide 12 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een prikkel

Slide 13 - Open vraag

Adequate prikkel

 Zintuigen zijn gevoelig  voor bepaalde  
 prikkels. Díe prikkel noem je de adequate
 prikkel. Voor welke prikkel dat is zie je op de
 afbeelding.


 Doet hard geluid zeer in je neus?
 Is scherp zonlicht naar voor je tong?
 Is de geur van pizza van invoed op je huid?
 Hoe komt dat?


Slide 14 - Tekstslide

 



                                                    Deze opdracht maak je

                                   in je werkboek 

             

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoel
Je weet:

Welke zintuigen er zijn.

Wat een prikkel is.

Wat een adequate prikkel is. 


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Waar ontstaat een impuls?
A
in de zintuigcellen
B
in het zintuig
C
in de hersenen
D
in de prikkel

Slide 18 - Quizvraag

Zenuwstelsel

Alle zenuwen, het ruggenmerg en de hersenen vormen samen het zenuwstelsel. 

Het centrale zenuwstelsel wordt gevormd door het ruggenmerg en de hersenen.

Als een impuls in de hersenen is aangekomen wordt iemand zich bewust van de prikkel en van wat hij waarneemt. 

De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen. Vanuit de zintuigen gaan impulsen naar de hersenen. Vanuit de hersenen gaan impulsen naar de spieren en klieren.

Slide 19 - Tekstslide

Welke belangrijke woorden weet je nog van de video?
Kun je uitleggen wat die woorden betekenen?

Slide 20 - Open vraag

Leerdoel
Je weet wat een impuls is.
Je weet wat een zenuw doet.
Je weet waaruit het zenuwstelsel en het centrale zenuwstelsel bestaat. 

Je weet wat de volgende begrippen met elkaar te maken hebben:

Prikkel - Zintuig - Zintuigcellen - Impuls (elektrisch signaal) - Zenuw - Zenuwstelsel - Centrale Zenuwstelsel

Slide 21 - Tekstslide

Je moet kunnen uitleggen wat er is gebeurd in je lichaam als je reageert.

Bekijk de afbeelding. 

Je hebt gevoelszenuwen:
Die zenuwen lopen van 
je zintuig naar de hersenen


Je hebt bewegingszenuwen:
Die zenuwen lopen van
je hersenen naar je spieren


afbeelding 3
Je bent je er nu bewust van dat er geluid is!
Ander woord voor 'bericht'
Impuls (elektrisch signaaltje)

Slide 22 - Tekstslide

Een sprinter zit in het startblok
Klaar voor de start?
Knal
Wat gebeurt er in het lichaam van de sprinter?

Slide 23 - Open vraag

Prikkel - Impuls - Verwerking / Bewust worden - Impuls - Reactie

Vanuit de hersenen gaat een signaal via  de bewegingszenuw naar de spieren. De sprinter komt in beweging.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Leerdoel



Je kunt uitleggen hoe het reageren op je omgeving tot stand komt.

Slide 26 - Tekstslide

Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?

A
hersenen
B
hersenen en zenuwen
C
hersenen, zenuwen en ruggenmerg
D
hersenen en ruggenmerg

Slide 27 - Quizvraag

Een functie van het zenuwstelsel

A
bloed zuiveren
B
reacties regelen van spieren of klieren
C
prikkels van de spieren ontvangen
D
zintuigcellen aanmaken

Slide 28 - Quizvraag

Een functie van het zenuwstelsel

A
impulsen verwerken die van de zintuigen komen
B
Impulsen naar de zintuigen sturen
C
prikkels opvangen
D
spieren sterker maken

Slide 29 - Quizvraag


Wat zie je op de
afbeelding?

Kies het beste antwoord
A
Klieren
B
Het ruggenmerg
C
De zenuwen
D
Het zenuwstelsel

Slide 30 - Quizvraag

1. Je hersenen verwerken de informatie die je zintuigen sturen.
2. Sommige lichaamsdelen hebben meer zintuigcellen dan
andere.
A
Beide waar
B
Beide niet waar
C
1: waar 2: niet waar
D
1: niet waar 2: waar

Slide 31 - Quizvraag

Opdrachten (huiswerk)

Werkboek blz. 6 en 7


Maak opdracht 1 t/m 4 

Slide 32 - Tekstslide

D1BTh5 Basisstof 1   - leertips -
Hoe ga jij deze basisstof leren?
Gebruik de informatie van blz. 8 en 9 van je handboek.  
1. Maak een schema over: Zintuigen 
    (verwerk hierin ook de info over prikkels en impulsen)
2. Maak een schema over: Het zenuwstel
3. Bedenk hoe je de zintuigen gaat onthouden. 
  - maak je tekeningen? 
  - raak je een lichaamsdeel aan en vertel je dan hoe het zintuig heet/werkt?
  - vertel je het en neem je dat op zodat je het later nog eens kunt horen?

Slide 33 - Tekstslide

Test jezelf

Maak de test jezelf op de iPad
over B1 - reageren op je omgeving

Slide 34 - Tekstslide

Wat zijn de belangrijkste woorden van deze basisstof?

Slide 35 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 36 - Woordweb

Welke zintuigen heb je?

Slide 37 - Tekstslide

Gas-opdracht
Je komt de keuken binnen. 
Iemand heeft de gaskraan niet dichtgedraaid. Daardoor is er gas aanwezig in de keuken. 
Als je binnenkomt weet jij dat nog niet.

Leg uit wat er nu allemaal in je lichaam gebeurt en wat jouw reactie zal zijn.
Gebruik tijdens je uitleg woorden die je in deze basisstof geleerd hebt.

Ook bij andere prikkels kun je dit uitleggen.

Slide 38 - Tekstslide

Antwoorden
De antwoorden vind je op de volgende slide

Slide 39 - Tekstslide

Antwoord: Gasopdracht
gas komt binnen in je neus bij het reukzintuig
het reukzintuig zet de geurprikkel om in een impuls
de impuls gaat via de gevoelszenuwen naar de hersenen
de hersenen 'vertellen je' dat je gas ruikt, je wordt het nu pas bewust 
de hersenen reageren op prikkel 
de hersenen sturen impulsen via bewegingszenuwen naar de spieren
de arm- en hand spieren bewegen, ze zorgen ervoor dat je de gaskraan dicht draait.

Slide 40 - Tekstslide

Filmpje op de volgende slide

Na 1.03 wordt een taalfout getypt:  gebeurd i.p.v. gebeurt

In het boek (Basisstof 2) gaat men uit van 4 smaken.
De vijfde smaak wordt in het filmpje genoemd.
 
Veel plezier met: WIST JE DAT

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Extra: Meer weten?


Bekijk de volgende slide
Wat wil je graag weten / leren? Maak een keuze!
Noteer in je schrift wat je hebt geleerd (tekst en tekeningen).

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Link