Week 15 - Domein 2 - Verhoudingen - Verhoudingen 1

Rekenen
Domein 2 Verhoudingen
Week 15
Verhoudingen 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Rekenen
Domein 2 Verhoudingen
Week 15
Verhoudingen 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Je kunt een verhouding gebruiken om
een prijs uit te rekenen
- Je kunt een verhouding gebruiken om
een aantal uit te rekenen
- Je kunt een verhouding gebruiken om
een hoeveelheid uit te rekenen


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laat met een berekening zien hoeveel leerlingen er na het optreden naar huis zijn gegaan.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1800 leerlingen
een derde = delen door 3

1800 : 3 = 600 leerlingen


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laat met een berekening zien hoeveel leerlingen er pas na
twaalf uur naar huis zijn gegaan.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1800 leerlingen
één op de vijf = 1/5 = delen door 5

1800 : 5 = 360 leerlingen


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er waren 800 jongens op het feest.
Laat met een berekening zien wat de verhouding is tussen het aantal jongens en het aantal meisjes 
die op het feest aanwezig waren. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er waren 800 jongens op het feest.
Laat met een berekening zien wat de verhouding is tussen het aantal jongens en het aantal meisjes
die op het feest aanwezig waren.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1800 leerlingen in totaal
800 daarvan zijn jongens
1800 - 800 = 1000 leerlingen zijn meisjes

800 : 1000 = 8 : 10 = 4 : 5

Voor elke 4 jongens op het feest zijn er 5 meisjes aanwezig


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij het rekenen met verhoudingen kun je een verhoudingstabel gebruiken. Daarbij geldt:

  • Als je een getal in de ene rij met een bepaalde factor vermenigvuldigt, moet je het getal in de andere rij met dezelfde factor vermenigvuldigen.
     
  • Als je een getal in de ene rij door een bepaalde factor deelt, moet je het getal in de andere rij door dezelfde factor delen.
     
  • Als je twee getallen in de ene rij bij elkaar optelt of van elkaar aftrekt, moet je dat ook in de andere rij doen.


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel kost 1,5kg bananen?
Bekijk de afbeelding

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 kg bananen kost € 1,40
Hoeveel kost 1,5 kg bananen?
A
€ 2,80
B
€ 2,40
C
€2,10
D
€ 2,25

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 kg = € 1,40
Je moet 1,5 kg berekenen
1,5 : 1 = 1,5

1,5 x € 1,40 = € 2,10


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1,5 liter cola
kost € 1,49
Hoeveel kost
6 liter cola?
A
€ 5,96
B
€ 6,16
C
€ 6
D
€ 5,36

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1,5 liter cola = € 1,49
Je moet 6 liter berekenen
6 : 1,5 = 4

4 x € 1,49 = € 5,96


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een pak met 4 rollen
WC Papier kost € 0,99

Hoeveel kosten
36 rollen?
A
€ 9,99
B
€ 8,91
C
€ 9
D
€ 8,49

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4 WC rollen = € 0,99
Je moet 36 rollen berekenen
36 : 4 = 9

9 x € 0,99 = € 8,91


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2,5 kilo appels kost € 2,75
Je hebt 1,5 kilo op de weegschaal liggen.

Hoeveel kosten deze appels

A
€ 1,35
B
€ 1,45
C
€ 1,55
D
€ 1,65

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een meloen kost € 1,80 per kilo. De weegschaal geeft
€ 3,78 aan.
Hoeveel kilogram weegt deze meloen?

A
2 kilo
B
2,1 kilo
C
2,2 kilo
D
2,3 kilo

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Dit pakje weegt 350 gram.
Hoeveel kost dit pakje ham?

A
€ 5,53
B
€ 5,58
C
€ 5,63
D
€ 5,71

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.484 mensen bezoeken een musical. 1 op de 7 mensen koopt een programmaboekje.

Hoeveel mensen kopen een programmaboekje?
A
212 mensen
B
208 mensen
C
216 mensen
D
220 mensen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1/7 van 1484 mensen koopt een programmaboekje

1484 : 7  = 212

212 mensen kopen dus een programmaboekje





Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

in Delft wonen 100.000 mensen
Lees dit artikel

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van alle zieke inwoners in Delft is een kwart naar de doker geweest.

Hoeveel mensen zijn dit?
A
25.000 mensen
B
18.000 mensen
C
14.500 mensen
D
12.500 mensen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

100.000 inwoners
De helft is ziek:
50.000 mensen zijn er dus ziek geweest.
Hiervan is ¼ naar de dokter gegaan.

50.000 : 4 = 12.500 mensen







Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 op de 5 leerlingen hebben een
onvoldoende gehaald. Dat zijn 18 leerlingen.

Hoeveel leerlingen zitten er in de klas?
A
24 leerlingen
B
28 leerlingen
C
30 leerlingen
D
32 leerlingen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je koopt 3 lampen.
Je moet € 12,96 afrekenen.

Wat is de normale prijs die je zou moeten betalen voor 3 lampen?
A
€ 18,99
B
€ 19,44
C
€ 19,95
D
€ 20

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees het bericht. 

In Heerlen volgen 
38 vrouwen een 
ICT-opleiding.

Hoeveel studenten 
gaan er in Limburg 
naar het MBO?

Slide 40 - Tekstslide

Geef ze de tijd om te berekenen 
Hoeveel studenten gaan er
in Limburg naar het MBO?
A
5700 studenten
B
5900 studenten
C
6500 studenten
D
7200 studenten

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

38 studenten in Heerlen is vrouw

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En nu jullie:
Lesmateriaal > Startrekenen Online > 
3F zeeblauwe leerwerkboeken > Domein 2 verhoudingen >
Oefeningen > Verhoudingen

Oefeningen:
Vergroten en Verkleinen
Breuken en Verhoudingen
Verdelingen

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies