prepositions of direction

Prepositions of direction
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Prepositions of direction

Slide 1 - Tekstslide

Prepositions of direction
Prepositions of direction (voorzetsels van beweging) geven aan in welke richting iets of iemand zich beweegt.

Ze worden daarom ook wel prepositions of movement genoemd

Slide 2 - Tekstslide

Prepositions of direction

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Geven aan dat je in de richting van iets beweegt:


I walk to school every morning. 
The dog ran after the cat.
The bus is driving towards the city centre.

Slide 5 - Tekstslide

Geven aan dat je ergens vandaan beweegt:


They told us to move away from the fire.
Can you take the DVD out of the computer?
I jumped off my bike after the accident

Slide 6 - Tekstslide

Geven aan dat jij je ergens voorbij beweegt:


Don't walk across the street when the light is red.
We walked around the lake to get to the other side.
The plane flew over our city.
I walked past your house this morning.
The bird flew through my room.

Slide 7 - Tekstslide

Preposition of direction:
She ran .... the stairs.
A
over
B
down
C
through
D
off

Slide 8 - Quizvraag

Preposition of direction:
He reached ... the table for the pen.
A
across
B
over
C
from
D
into

Slide 9 - Quizvraag

Preposition of direction:
She ran .... me.
A
over
B
into
C
through
D
off

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Link