GS4 De Grieken deel 4 _regeringsvormen

• Maatschappijwetenschappen
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

GS4 Regeringsvormen

Lesdoel:

1HB1 BK: ik kan de verschillen tussen monarchie en democratie uitleggen. 

1HB1 T: ik kan 3 verschillende bestuursvormen opnoemen en kan uitleggen wat de verschillen zijn.   

1HB2: ik kan 5 verschillende bestuursvormen opnoemen en kan uitleggen wat de verschillen zijn. 

Video

Griekse staatsvormen

0

1. Monarchie

De stadstaat Korinthe was een monarchie.

Monarchie = een land met een koning

Kenmerken:

• In een monarchie is 1 koning de baas.
  
• Een monarchie heeft erfopvolging.

vb. De zoon van de koning wordt de nieuwe koning, daar hoeft die zoon niets voor te doen, alleen maar geboren worden.

2. Aristocratie

Aristocratie = een groep rijke mannen besturen samen het land.

Kenmerken:

• In een aristocratie is een groepje rijke mannen de baas
• Ze hebben de macht omdat ze veel kennis en inzicht hebben. 
  

3. Tirannie

Een tiran is iemand die alleen de baas is.

Kenmerken:

• Een tiran komt meestal met geweld aan de macht, en gebruikt geweld om zijn macht te houden
• Een tirannie kent geen erfopvolging
  

4. Democratie

Een democratie is een land waar het volk de baas is.
Kenmerken:

• een democratie kan direct of indirect zijn
• burgers hebben veel invloed/ zeggenschap
• regel en wetten gelden voor iedereen
  

5. Oligarchie

Een oligarchie lijkt op een aristocratie, maar hier is de macht in handen van een zeer kleine groep.

Kenmerken:

• Het woord oligarchie betekent letterlijk geregeerd door weinigen.
  
• Deze kleine groep mensen kan van adel, maar ook heel rijk zijn. Het gaat dus niet om je kennis of inzicht
  

Wist je dat?

Athene was in verschillende tijden een monarchie, aristocratie, tirannie en democratie.

Check jezelf

Lesdoel:

1HB1 BK: ik kan de verschillen tussen monarchie en democratie uitleggen. 

1HB1 T: ik kan 3 verschillende bestuursvormen opnoemen en kan uitleggen wat de verschillen zijn.   

1HB2: ik kan 5 verschillende bestuursvormen opnoemen en kan uitleggen wat de verschillen zijn. 

Nu maken nabeschouwing GS4