TL4 Taalverzorging H1+2 (herhaling) zonder ww-spelling

Taalverzorging H1+2
H1:leestekens en hoofdletters
ww-spelling (doen we apart)
formuleren: congruentie
H2: aan elkaar of los
ww-spelling: meerdere pv's in een zin (apart)
woordvolgorde
formuleren: samentrekking
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging H1+2
H1:leestekens en hoofdletters
ww-spelling (doen we apart)
formuleren: congruentie
H2: aan elkaar of los
ww-spelling: meerdere pv's in een zin (apart)
woordvolgorde
formuleren: samentrekking

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens
hoofdlettersenleestekenszijnbestwelbelangrijkwantdiezorgenervoordateentekstprettigleesbaarisalsiedereenmaarwatdoetdanwordjehelemaalgekiederekeerdatjezoietsalsditvoorjeneuskrijgttoch

Slide 2 - Tekstslide

Je hebt al eerder geleerd:
Wanneer je een hoofdletters, een punt, een komma of een dubbele punt gebruikt.

Toch?


ff checken!

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Bij merknamen
B
Bij rivieren
C
Bij seizoenen
D
Bij namen van bedrijven

Slide 4 - Quizvraag

Welke is juist?
A
Mevrouw Van Dijk
B
Mevrouw van Dijk

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een komma?
Kies meerdere antwoorden.
A
vóór een voegwoord
B
tussen twee persoonsvormen
C
na een uitroep
D
a, b en c

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 7 - Woordweb

Dubbele punt
Bij een uitleg: 

De school is al drie dagen dicht: het dak is ingestort, de directeur is verdwenen en er is brand uitgebroken in vijf lokalen.

Slide 8 - Tekstslide

Veelgemaakte fout:
Ik vind veel dingen lekker, zoals: pizza en patat.

Zo moet het wel:

Ik vind veel dingen lekker, zoals pizza en patat.

Slide 9 - Tekstslide

Neem het citaat over en plaats de benodigde leestekens.
Waar woon jij dan vroeg peter

Slide 10 - Open vraag

Klaas zei ik woon in zuid afrika
(plaats hoofletters en leestekens)

Slide 11 - Open vraag

check:
Klaas zei: 'Ik woon in Zuid-Afrika.'

Slide 12 - Tekstslide

Marion zegt dat het heel ver weg is.

Is dit ook een citaat?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Check: Ik kan een citaat correct opschrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Congruentie
Wat is dat eigenlijk?

Doelen:
  1. Je weet wat congruentie is
  2. Je kunt congruentiefouten herkennen
  3. Je kunt schrijven zonder congruentiefouten te maken.

Slide 15 - Tekstslide

Kijk eens naar de volgende zinnen:
  1. De media schrijft veel over corona.
  2. Harddrugs wordt al jaren illegaal verkocht.
  3. De Verenigde Staten is begonnen burgers te evacueren. 

Wat klopt hier niet?
Hoe moet het wel?

Slide 16 - Tekstslide

Congruentie=
Congruentie houdt in dat het getal van het onderwerp overeen komt met het getal van de persoonsvorm (het werkwoord). Je schrijft bijvoorbeeld: 'De leraar schrijft op het bord', en 'De leraren schrijven op het bord'

Slide 17 - Tekstslide

Nog een voorbeeld
Soms staan het onderwerp en de persoonsvorm ver uit elkaar. Dan gaat het sneller mis:

De oplichter keek erg opgelucht toen de rechters hem uiteindelijk strafte met een korte gevangenisstraf.

Wat klopt hier niet?

Slide 18 - Tekstslide

Ik kan congruentiefouten herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Aan elkaar of los? (H2)
Dat maakt soms nogal een verschil!

Doel:
Je kunt woorden die aan elkaar horen correct spellen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Spelling algemeen:
- Je weet hoe je samenstellingen maakt en wanneer je een tussenletter gebruikt.
- Je weet wanneer je een apostrof (hoge komma) gebruikt.
- Je weet wat een samentrekking is.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Aan elkaar:
  • samenstellingen: familiezwembad, coronapatiënt 

  • splitsbare werkwoorden: bijkomen, opruimen, oversteken, nakomen, uitslapen
  • voorzetsels met -er, daar-, hier-, waar-: ermee, hiervoor, waarmee etc.
  • getallen: vijfendertig, achtentwintig, drieduizend

Slide 27 - Tekstslide

Koppelteken
Dat is gewoon een streepje tussen twee woorden.
Functie: zorgt ervoor dat het woord uit te spreken is.

karate-examen
na-apen
informatie-uitwisseling

Slide 28 - Tekstslide

Trema
Onderzeeër
geïrriteerd

Gebruik je ook om de uitspraak aan te geven.

Meestal geen samenstelling (bij koppelteken meestal wel).
 

Slide 29 - Tekstslide

Hoe schrijf je: drieentwintig
A
drie-en-twintig
B
drieëntwintig
C
drietwintig
D
drieeentwintig

Slide 30 - Quizvraag

Hoe schrijf je: beinvloeden
A
be-invloeden
B
beïnvloedden
C
beïnvloeden
D
beinvloeden

Slide 31 - Quizvraag

Hoe schrijf je: geinteresseerd
A
geinteresseerd
B
geïntereseerd
C
ge-interesseerd
D
geïnteresseerd

Slide 32 - Quizvraag

Hoe schrijf je: autoonderdelen
A
autoonderdelen
B
auto-onderdelen
C
autonderdelen
D
autoönderdelen

Slide 33 - Quizvraag

Hoe schrijf je: astmaaanval
A
astmaanval
B
astmaáanval
C
astma-aanval
D
stamaanval

Slide 34 - Quizvraag

Hoe schrijf je: stereoinstallatie
A
stereo-installatie
B
stereoinstalatie
C
stereoïnstalatie
D
stereo-instalatie

Slide 35 - Quizvraag

Ik weet welke woorden aan elkaar of los moeten worden geschreven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Nog lastig?
Je kunt oefenen op cambiumned.nl

https://www.cambiumned.nl/theorie/spelling/spellingsregels/aan-elkaar-of-los/ 

Slide 37 - Tekstslide

Formuleren: Woordvolgorde
In samengestelde zinnen
en 
uitdrukkingen

Slide 38 - Tekstslide

Een samengestelde zin
wat is dat ook alweer???

Slide 39 - Tekstslide

check
Een zin met meerdere persoonsvormen.

Gister gingen we uit eten en daarna liepen we samen naar huis.

Slide 40 - Tekstslide

Uitdrukkingen
Je mag de woordvolgorde niet veranderen!

Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken.

Met veel kunst- en vliegwerk.

Slide 41 - Tekstslide

Formuleren: samentrekking
Om overbodige herhalingen te voorkomen, kun je soms een stukje weglaten in een zin.
Dan trek je twee stukken samen, oftewel een samentrekking.

Ik drink graag koffie, maar Rohan drinkt liever thee.
Ik drink graag koffie, maar Rohan liever thee.

Slide 42 - Tekstslide

Foutieve samentrekkingen:

  1. Zijn broek kost 80 euro en vind ik niet mooi.

2. Er wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.

3. De boot was goed uitgerust en de bemanning ook.

Wat gaat hier fout?

Slide 43 - Tekstslide

1. Zijn broek kost 80 euro en vind ik niet mooi.
Wat gaat fout?

'zijn broek’ is in de eerste zin onderwerp en de tweede zin lijdend voorwerp

(de grammaticale functie is niet hetzelfde)


Slide 44 - Tekstslide

2. Er wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.
Wat gaat hier fout?

na ‘en’ moet worden ingevoegd worden

De grammaticale vorm klopt niet: enkelvoud/meervoud

Slide 45 - Tekstslide

3. De boot was goed uitgerust en de bemanning ook.
Wat gaat fout?

Uitgerust heeft hier twee keer een andere betekenis.

Slide 46 - Tekstslide

Goed of fout?

De pizza is klaar en gaan we meteen opeten.
A
goed
B
fout

Slide 47 - Quizvraag



De pizza is klaar en gaan we meteen opeten.
FOUT

want: in het eerste stuk van de zin is de pizza het onderwerp en in het tweede gedeelte (na 'en') niet.

Correct: De pizza is klaar en we gaan hem meteen opeten.

Slide 48 - Tekstslide

goed of fout?

In Villa Kakelbont wordt niet meer zelf gekookt, maar nog wel maaltijden geserveerd.
A
goed
B
fout

Slide 49 - Quizvraag

In Villa Kakelbont wordt niet meer zelf gekookt, maar nog wel maaltijden geserveerd.
FOUT!
enkelvoud/meervoud

Zo moet ie wel:
In Villa Kakelbont wordt niet meer zelf gekookt, maar worden nog wel maaltijden geserveerd.

Slide 50 - Tekstslide

goed of fout?

De kortingsactie geldt in alle HEMA-winkels en ook voor de aankopen via de website.
A
goed
B
fout

Slide 51 - Quizvraag

Ik kan foutieve samentrekkingen herkennen en verbeteren.
😒🙁😐🙂😃

Slide 52 - Poll

Slide 53 - Link

Komma's gebruik je:
1. Voor een voegwoord (want, omdat, dus etc.)
Ik ga naar huis, want ik ben ziek.
2. Tussen twee persoonsvormen
Wie dit kan, mag alvast verder werken.
3. Na een uitroep of naam
Peter, kom even!
Jemig, wat een werk!

Slide 54 - Tekstslide