GYM 1 - Maandag 21-10

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Planning doornemen
  2. Herhalen grammatica
  3. Herfstvakantie Quiz!
  4. Afsluiting klassikaal
  5. Huiswerk & taalvout

Slide 2 - Tekstslide

Planning
Maandag 28 oktober: Oefentoets Begrijpend Lezen (oefentoets)

Dinsdag 5 november: Overhoring grammatica (zinnen ontleden)

Maandag 11 november: Proefwerk Begrijpend Lezen 
(Nieuw Nederlands boek: hf. 1, 2 en 3 van 'Lezen'.)

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica
Efkes herhalen!



Slide 4 - Tekstslide

Grammatica
1. Persoonsvorm
2. Zinsdelen
3. Onderwerp
4. Werkwoordelijk gezegde
5. Werkwoordsoorten benoemen

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

- alle werkwoorden uit de zin

- de persoonsvorm hoort daar automatisch bij


2. De ouders van alle leerlingen | werd | een brief | gestuurd | na                                                                  

dat incident.

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde vervolg

- Soms staat het woordje te erbij:

           HWW                                  ZWW

Hij | besloot | daarheen | te gaan.

_O    =====                              ;;;;;;;;;;;;;


- Soms is er een uitdrukking die met het werkwoord te maken heeft:

Vb: aan de tand voelen.


                                              ZWW                                                                                   WWU

Tijdens het verhoor | voelden | de agenten | de arrestant | flink |  aan de tand.

                                            =======   __________O                                              ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde vervolg

- Soms staat het hele werkwoord uit elkaar --> splitsbaar deel.

         ZWW                                     SD

Hij | nodigt | zijn vrienden | uit.

__O ======                                 ;;;;;


- Soms is ook het noodzakelijk wederkerend voornaamwoord werkwoordelijk gezegde:

(Kan niet worden weggelaten en niet worden vervangen door ander woord.)

           ZWW

Hij | vergist | zich

__O =====     ;;;;;;;;


Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord (ZWW)
= belangrijkste werkwoord in de zin --> boodschap

  • Geeft een actie aan.
  • Er staat maar één zww in de zin!

Slide 9 - Tekstslide

Hulpwerkwoord (HWW)
Mijn vader heeft het hek geschilderd.

Geschilderd is de actie, heeft 'helpt' de actie.

Meer werkwoorden in de zin? Dan is één werkwoord het ZWW en de rest HWW!

Slide 10 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Wanneer een werkwoord geen handeling aangeeft, spreek je van een hulpwerkwoord (hww).

Je past de verdwijnproef toe en het werkwoord dat overblijft, is het zelfstandig werkwoord. De verdwenen werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.
Meer werkwoorden in de zin? Dan is de PV nooit ZWW!

Verdwijnproef:
Mijn vader zou het hek hebben geschilderd.
Mijn vader heeft het hek geschilderd.
Mijn vader schildert het hek.

Slide 11 - Tekstslide

Maak samen met je buur zin 3, 4 en 6.
Klaar? Maak ook de andere zinnen, of:

Woordenschat:
Maak: opdracht 3 & 5 op blz. 62-63.

Leesvaardigheid:
Maak: opdracht 3 op blz. 50.
(3.6 hoeft niet!)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Herfstvakantiequiz!

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk
Woordenschat:
Maak: opdracht 3 & 5 op blz. 62-63.

Leesvaardigheid:
Maak: opdracht 3 op blz. 50. 
(3.6 hoeft niet!) 


Slide 15 - Tekstslide