A comer - herhaling woordenschat

• Bedrijfseconomie
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 3

Programa de hoy

1. Repaso del vocabulario por LessonUp

2. Hacéis los últimos ejercicios de vocabulario en el libro.

3. Tiempo para corregir los ejercicios.

4. Comunicado: preparación para el jueves.

Utensilios
de cocina y mesa

sabroso/-a

dulce

salado/-a

agrio/-a

caliente

soso/-a

picante

rico/-a

frío/-a

amargo/-a

lekker

koud

zuur

bitter

flauw / dat er weinig smaak aan zit

zout

dat er veel smaak aan zit

pittig

zoet

heet

¿Dónde puedes comprar...?

carnicería

droguería

verdulería

pescadería

panadería

floristería

calabacines

merluza

rosas para San Valentín

carne de cordero

magdalenas

espárragos

pastillas

mariscos

Esta fruta en español
se llama...

1. sandías
2. cerezas
3. uvas
4. zanahorias

Cuando vas a al supermercado a comprar alimentos, esto se llama...

1. hacer la compra
2. poner la mesa
3. recoger la mesa
4. dar una propina

Wat zeg je als je een toetje wilt bestellen in een restaurant?

El camarero dice '¡Invita la casa!'
¿Que significa?

Vertaal: 'Kunt u ons de rekening brengen alstublieft?'

¡A trabajar!

Maak de opdrachten op p. 19 en 20 van het boekje. 

¿Estás list@? Puedes corregir tu trabajo.

La clase del jueves

Je mag aan het PO werken, maar alleen als je daadwerkelijk iets kan doen. 

Dus, voor donderdag:

• Maak een plan wat je die les wilt doen, en stel ook een haalbaar doel.
• Zorg dat je de spullen bij je hebt om je doel te halen. 
• Dit laat je donderdag aan het begin van de les weten.

Heb je geen plan of doel? Dan werk je volgens mijn plan. ;-)