Een nieuwe leider deel 1

Amerika 
Communisme, fascisme en de nazi's

Doel van de les:
Aan het einde van deze les weet je wat de verschillen en overeenkomsten zijn communisme, fascisme en nationaal -socialisme.
paragraaf 4
deel 1
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Amerika 
Communisme, fascisme en de nazi's

Doel van de les:
Aan het einde van deze les weet je wat de verschillen en overeenkomsten zijn communisme, fascisme en nationaal -socialisme.
paragraaf 4
deel 1

Slide 1 - Tekstslide

In deze les
  • Quiz met herhaling van de vorige les
  • korte samenvatting vorige les.
  • Instap filmpje
  • Uitleg: Communisme TB blz 68
  • Uitleg: Fascisme. TB 68
  • Uitleg: Nationaal-socialisme (Hitler). TB 68
  • Wat te maken.
  • afsluitende vragen. 

Slide 2 - Tekstslide

In de laatste lessen hebben we het vooral gehad over de Republiek van Weimar en de de problemen van de Republiek en de economie van  de VS.

Wat weten jullie nog van de economie van Duitsland en de VS?
(9 vragen)

Slide 3 - Tekstslide

Waardoor ging het goed in de VS in de jaren twintig?
A
Veel mensen leefde zuinig.
B
Er werd veel verkocht.
C
De fabrieken maakte net genoeg spullen .

Slide 4 - Quizvraag

Zet in de goede tijdsvolgorde, voor de republiek van Weimar
A
Versailles, Hyperinflatie, Dawesplan
B
Versailles, Dawesplan, hyperinflatie
C
Hyperinflatie, Versailles, Dawesplan

Slide 5 - Quizvraag

Waardoor gaat het tussen 1924 en 1929 wel goed met Duitsland?
A
Door de staatsgreep van Hitler
B
Door de hyperinflatie
C
Door het verdrag van Versailles
D
Door het Dawesplan

Slide 6 - Quizvraag

Welk land heeft het Dawesplan opgericht?
A
Frankrijk
B
Verenigde Staten
C
Duitsland
D
Groot- Brittannië

Slide 7 - Quizvraag

Wat was het gevolg van het Dawesplan?
A
massale werkloosheid
B
opkomst van Hitler en NSDAP
C
economie van Duitsland gaat weer goed
D
hyperinflatie

Slide 8 - Quizvraag

Welke gebeurtenis vond eerder plaats?
A
Dawesplan
B
Beurskrach

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een van de oorzaken van de economische crisis van 1929?
A
Mensen kochten minder spullen
B
Mensen kochten veel spullen op afbetaling
C
Fabrieken hadden te weinig producten voorraad
D
De VS leende Duitsland te veel geld

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer was de beurskrach
A
1929
B
1925
C
1933
D
1919

Slide 11 - Quizvraag

Waarom krijgt Duitsland vanaf 1929 te maken met een economische crisis?
A
Duitsland kan geen geld meer lenen van de VS
B
De Duitse aandelenbeurs stort in
C
Frankrijk stopt met het Dawesplan

Slide 12 - Quizvraag

En? Hoeveel wist je nog van de vorige les?
Voor een korte samenvatting van de vorige les zijn de volgende twee dia's

Slide 13 - Tekstslide

jaren twintig in Duitsland
  • 1923 Herstelbetalingen drukken zwaar

 op economie en leidden tot politieke en

economische crisis. (hyperinflatie)

  • november 1923 NSDAP plegen o.l.v. Hitler een staatsgreep die mislukt. (Bierkellerputsch) Hitler krijgt een gevangenisstraf en schrijft Mein Kampf.
  • 1924 VS komt met plan om economie Duitsland te herstellen (Dawesplan)
  • 1929 Beurskrach VS laat Duitse economie instortten. Hierdoor ontstaat weer politieke chaos.

Slide 14 - Tekstslide

oorzaken econmische crisis in de VS

Drie oorzaken zijn:
– de problemen in de landbouw aan het begin van de jaren twintig.
– het kopen van spullen met geleend geld.
– weinig toezicht op de Amerikaanse banken.

Slide 15 - Tekstslide

Instap filmpje:

Fascisme in het Italie van nu

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Totalitaire staat
In dit deel van het hoofdstuk gaan we het hebben over twee landen/staten met een dictatuur en een ideologie. Ja een ideologie.... dat is een idee over een ideaal.

In paragraaf 4 gaat het vooral over de ideologie van de fascisten. (Duitsland )

In paragfraaf 5 gaat het over de ideologie van de communisten.(Rusland)

Slide 18 - Tekstslide

Eerst iets meer over het totalitairisme... wat is dat eigenlijk?

De regering bepaalt alle onderdelen van het leven van de burgers en de hele samenleving staat in dienst van de staat!

Dit houd in:
  • De staat bepaald wat de leerlingen denken.
  • Alle media is van de staat (Kranten, internet, tv, theater enz.)
  • Veel propaganda (politieke reclame)
  • Alle (sport)clubs worden geleid door de staat.
  • Veel geheime politie.

Slide 19 - Tekstslide

Totalitaire regimes worden populairder
  • 'Oplossing voor de crisis'
  • Jaren ’20 en ’30 van de 20e E
  • Antwoord op slecht beleid democratische regeringen

  • Grote voorbeelden zijn Italië en Duitsland (NSDAP)

Slide 20 - Tekstslide

communisme TB 68
Even heel kort over het communisme... hier gaan we in de volgende paragraaf mee door.

Maar omdat in de jaren twintig en dertig (Inter Bellum) landen opzoek waren naar stabiliteit, heel veel onrust... denk aan de republiek van Weimar... vochten vooral communisten en fascisten met elkaar. Beide een totalitair idee.

Slide 21 - Tekstslide

Karl Marx
  • Arbeiders worden uitgebuit door de fabrieks eigenaren.
  • Karl Marx zegt: "alles is van iedereen"
  • Dan is niemand meer machtiger.
  • Voor gelijkheid is revolutie nodig (volgens Marx)

Slide 22 - Tekstslide

Filmpje over Fascisme

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Kenmerken van fascisme (1)

  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen.


  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is. (Leidersbeginsel/Führerbeginsel)

Slide 25 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (2)
  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles

  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: ...

  • Het recht van de sterkste 

  • Dus is het tegen communisme.

Slide 26 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (3)

  • Niet denken maar doen. Gevoel is belangrijker dan denken.

  • Geweld is goed: geen woorden maar daden

  • De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.

Slide 27 - Tekstslide

nationaal- socialisme  TB 68
Wat heeft Hitler en Duitsland nu te maken met de fascisten...
Hitler was ook een facsist maar hij had wat 'verbeter' punten. 

Op de volgende dia's staan aantekeningen over deze aanvullende punten van Hitler.

Slide 28 - Tekstslide

 Nationaal-Socialisme
  • Met Nationaal-Socialisme wordt het Duits fascisme in de periode 1933-1945 bedoeld

  • NSDAP (Nationaal Socialistische Arbeiders Partij). 

  • De aanhangers worden ook wel nazi's genoemd


Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Kenmerken van nationaal-socialisme
  • Het Duitse ras moet raszuiver worden gehouden.

  • Rassenleer en antisemitisme

  • Het Duitse volk heeft Lebensraum (=levensruimte) nodig.

Slide 31 - Tekstslide



A. fascisme



B. nationaal-socialisme


  1. nationalistisch
  2. sterke leider
  3. geweld/ militairistisch
                             & ...
   4. Rassenleer & antisemitisme
5. Lebensraum

verschil en overeenkomst

Slide 32 - Tekstslide

Maak  opdracht 1 t/m 3 
Opdracht 3 is een groeps opdracht, misschien kun je deze met je familie doen... meteen een leuk experiment....

Slide 33 - Tekstslide

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 34 - Open vraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 35 - Open vraag