De Republiek was op staatskundig opzicht bijzonder. Het had geen vorst, terwijl andere omliggende landen dat wel hadden.
De zeven gewesten (Holland, Zeeland, Utrecht, Groningen, Overijssel, Friesland en Gelderland) werkten samen in de Staten-Generaal.
Die beslisten over het leger en de vloot, de gezamenlijke politiek en het bestuur van de generaliteitslanden.