oefentoets h9, 10.1 en 10.2

Oefentoets H9 en 10.1
Op de toets krijg je ook een vraag over 10.2. Je mag dit hoofdstuk zelf bestuderen, je krijgt voor deze vraag bonuspunten. 

Je krijgt vragen waarbij je informatie uit het boek moet toepassen, maar je krijgt ook vragen waarbij er naar jouw mening wordt gevraagd. Het is belangrijk om jouw mening goed te onderbouwen. 




1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets H9 en 10.1
Op de toets krijg je ook een vraag over 10.2. Je mag dit hoofdstuk zelf bestuderen, je krijgt voor deze vraag bonuspunten. 

Je krijgt vragen waarbij je informatie uit het boek moet toepassen, maar je krijgt ook vragen waarbij er naar jouw mening wordt gevraagd. Het is belangrijk om jouw mening goed te onderbouwen. 




Slide 1 - Tekstslide

De oefentoets
  • Je maakt de toets individueel, dus niet klassikaal of met je buurman of vrouw. 
  • Je mag hierbij je computer (eventueel je telefoon) gebruiken.
  • De toets bestaat uit 39 vragen.  
  • Na het maken bespreken we de toets klassikaal na. 

Slide 2 - Tekstslide

Waarin ben je Descartes vrij?
A
in je lichaam
B
in je vrije tijd
C
in bekende omgevingen
D
in je geest (denken)

Slide 3 - Quizvraag

In de pubertijd
Wat is NIET waar?
A
krijg je meer een eigen mening
B
wil je vaak graag ergens bijhoren
C
ga je anders om met vrienden dan vroeger
D
ben je super zeker van jezelf op alle gebieden

Slide 4 - Quizvraag

Zorgen hormonen voor de "pubertijd"
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Wat gebeurt er in de pubertijd met je ik-gevoel?

Slide 6 - Open vraag

moet je altijd en overal jezelf kunnen zijn?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Heb je een lichaam of ben je een lichaam?

Slide 8 - Open vraag

Kun je gemakkelijk jezelf zijn op school?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Wat is er voor nodig om jezelf te zijn?
Bij wie kun je echt jezelf zijn?

Slide 10 - Open vraag

Kunnen vrouwen die zich moeten kleden met een hoofddoek zichzelf zijn volgens jou? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open vraag

"Het fotoshoppen van modellen en beroemdheden moet verboden worden." Ben je het met de stelling eens of oneens? Leg uit waarom

Slide 12 - Open vraag

In de West-Europese cultuur ligt er een grote nadruk op lichamelijkheid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Elke tijd en elke cultuur heeft zijn eigen schoonheidsidealen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Veel mensen laten een tatoeage zetten. Waarom kan een tatoeage belangrijk zijn voor een persoon? Geef hierbij een voorbeeld.

Slide 15 - Open vraag

Tatoeëren is een gebruik dat al voorkwam bij de oude egyptenaren, zo zijn er mummies gevonden met tatoeages.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Wat is lichaamstaal?
A
Veel vertellen door te praten
B
Weinig vertellen met veel emotie
C
Vertellen hoe je je voelt door te praten en te luisteren
D
Vertellen hoe je je voelt, zonder te praten

Slide 17 - Quizvraag

Wat is GEEN voorbeeld van lichaamstaal?
A
Gezichtsuitdrukking
B
Gebaren
C
Aanraken van iemand anders
D
De toon waarop je iets zegt

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel basisemoties zijn er?
A
1
B
3
C
5
D
6

Slide 19 - Quizvraag

Schoonheid wordt in onze samenleving hoog gewaardeerd. Onderzoek toont aan dat knappe mensen eerder gelijk krijgen bij een ruzie en eerder aangenomen worden bij een sollicitatie.
1. Wat betekent schoonheid jou?
2. Maakt schoonheid gelukkig? Waarom wel of niet?

Slide 20 - Open vraag

Leg uit wat de Gulden Snede met schoonheid te maken heeft.

Slide 21 - Open vraag

Hoe komt het dat het schoonheidsideaal steeds verandert?

Slide 22 - Open vraag

Hoe zou jij het huidige Westerse schoonheidsideaal voor vrouwen omschrijven? En voor mannen?

Slide 23 - Open vraag

De mens heeft een buitenkant en een binnenkant. Wat wordt er bedoeld met de binnenkant van een mens?

Slide 24 - Open vraag

Sophia Loren: "Schoonheid is hoe je je van binnen voelt en dat weergeeft in je ogen."
Hoe denkt Sophia Loren over schoonheid?

Slide 25 - Open vraag

Wat bedoelde Rene Descartes met de uitspraak: "Ik denk, dus ik ben."

Slide 26 - Open vraag

Waarin ben je Descartes vrij?
A
in je lichaam
B
in je vrije tijd
C
in bekende omgevingen
D
in je geest (denken)

Slide 27 - Quizvraag

Waarin ben je volgens Rene Descartes compleet vrij?
A
In je vrije tijd
B
In het maken van je keuzes
C
In een bekende omgeving
D
In je geest (denken)

Slide 28 - Quizvraag

Waarin ben je Descartes vrij?
A
in je lichaam
B
in je vrije tijd
C
in bekende omgevingen
D
in je geest (denken)

Slide 29 - Quizvraag

Dat lichaam en geest hangen nauw met elkaar samen. Noem een voorbeeld waar dit uit blijkt.

Slide 30 - Open vraag

wat is een ziel?

Slide 31 - Open vraag

Welke zin is NIET juist?
A
Iedereen heeft een eigen leefstijl
B
Je leefstijl heeft gevolgen voor je gezondheid
C
Hoe vaak je sport, is onderdeel van je leefstijl
D
Weinig slapen hoort bij een gezonde leefstijl

Slide 32 - Quizvraag

Waar of niet waar:
Obesitas is een leefstijlziekte.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Heeft gezondheid te maken met je geest?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

"Een gezonde geest in een gezond lichaam."
Leg deze uitspraak uit

Slide 35 - Open vraag

Hoe komt het dat er nog maar heel weinig kinderen met het Down syndroom worden geboren?

Slide 36 - Open vraag

1 Noem een voordeel en een nadeel van oud zijn.
2 Noem een voordeel en nadeel van jong zijn.

Slide 37 - Open vraag

Wat vind jij: ben je meer het product van 'nature' of 'nurture'? Onderbouw je antwoord en laat zien dat je weet wat nature en nurture betekenen.

Slide 38 - Open vraag

Cultuur is?
A
nature (aangeboren)
B
nurture (aangeleerd)

Slide 39 - Quizvraag

Hoe leren kleine kinderen vooral?
A
Door regels af te spreken
B
Door af een toe een draai om de oren
C
Door immitatie
D
Door zelf te laten ontdekken

Slide 40 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met 'bloedband'? Je kan je antwoord ook uit de tekst halen.

Slide 41 - Open vraag

Wat vieren de hindoes met pitri paksh?
A
Pasgeborenen worden ceremonieel onderdeel van de familie gemaakt.
B
Ze vieren op dit feest het nieuwe jaar
C
Ze herdenken op dit feest de overleden voorouders
D
De vieren de dood door dodenmaskers te dragen

Slide 42 - Quizvraag

Klaar!?
Heb je tijd over? Maak dan een begrippenlijst van alle roodgedrukte woorden uit hoofdstuk 9 en 10.1, maak een mindmap of vat de hoofdstukken samen. 

Je weet zelf wat het beste voor jou werkt!

Succes met leren!
 

Slide 43 - Tekstslide