In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Het huishouden doen
Slide 1 - Tekstslide
Wat weten we nog van de vorige les?
Slide 2 - Woordweb
Vandaag
Nakijken huiswerk 4.1
Uitleg 4.2
Opgeven huiswerk/maakwerk tijdens de les
Slide 3 - Tekstslide
Opruimen en schoonmaken
Opruimen is ervoor zorgen dat alle spullen op de goede plek liggen.
Schoonmaken is het verwijderen van stof en (onzichtbaar) vuil.
Huisstofmijt is een klein diertje dat je niet met het blote oog ziet. Het houdt van donkere plekken en van vocht. Vloerbedekking en je bed zijn favoriete plekken.
Slide 4 - Tekstslide
Doe eerst het droge werk! (afstoffen)
Doe daarna het natte werk.
Werk van boven naar beneden
Ventileer de ruimte die je schoonmaakt.
Slide 5 - Tekstslide
Schoonmaakmiddelen
Schoonmaakmiddelen moet je doseren. Op het etiket van de verpakking staat de juiste dosering. Dosering geeft aan hoeveel schoonmaakmiddel je moet oplossen in hoeveel water.
Er zijn speciale middelen voor de keuken, de badkamer en het toilet.
Slide 6 - Tekstslide
Milieubewust schoonmaken
Het milieu is de omgeving waarin je leeft. Als je hier rekening mee houdt, ben je milieubewust.
Als je hier rekening mee houdt met de keuze voor schoonmaakmiddelen dan kies je voor Natuurlijke schoonmaakmiddelen. Hierin zijn de grondstoffen die uit de natuur komen.
Slide 7 - Tekstslide
Je kan ook kiezen voor biologisch afbreekbare schoonmaakmiddelen. De natuur kan deze producten opruimen. Voorbeelden zijn schoonmaakazijn, soda, groene zeep.
Synthetische schoonmaakmiddelen zijn slecht voor het milieu. Chloor, gootsteenontstopper en ovenreinigers.
Slide 8 - Tekstslide
Schoonmaakmiddelen die echt milieuvriendelijk zijn, zijn ecologische schoonmaakmiddelen. Ze maken net zo goed schoon als andere schoonmaakmiddelen. Je kan ze herkennen aan een milieukenmerk. Zie afbeelding 4 blz 222.
Slide 9 - Tekstslide
Vragen/maakwerk
Vragen?
Maken: Begrippen opzoeken en opschrijven in je schrift. van 4.1 en 4.2 (als je dit nog niet had)
Maken van 4.2 opdracht 1 tot en met 6 blz 224 en verder.