5.2 Waar kun je werken?

S.O.
Volgende week vrijdag 10-02-2023
S.O. §5.1 en 5.2

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

S.O.
Volgende week vrijdag 10-02-2023
S.O. §5.1 en 5.2

Slide 1 - Tekstslide

§5.2
Waar kun je werken?

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling lesdoelen 5.1

- Wat zijn arbeidsmotieven?

Wat staat er in een arbeidsovereenkomst?

-Wat is een CAO?

_ welke wet is er om er voor te zorgen dat iemand niet te weinig betaald krijgt?


  1. Denk zelf na
  2. deel het antwoord met je buurman/vrouw
  3. docent wijst iemand aan om het antwoord te geven




timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen 5.2 (deel 1)
Aan het eind van deze les weet je:
  • In welke 4 productiesectoren je kunt werken
  • Waarom arbeidsverdeling goed is
  • Wat de makkelijkste manier is om een eigen bedrijf te starten

Slide 4 - Tekstslide

Arbeidsmotieven (redenen waarom mensen willen werken) 

- nuttig  en zinvol bezig te zijn

- een baan levert je regelmaat op (bijv. elke dag om 8.00 werken tot 16:00)

- contacten met anderen

-om nieuwe dingen te leren

Slide 5 - Tekstslide

Er zijn 4 productiesectoren: (je kunt werken bij verschillende sectoren)
  1. Primaire sector: landbouw, mijnbouw en visserij.
  2. Secundaire sector: industrie & bouw.
  3. Tertiaire sector: commerciële dienstverlening (bijv. kapper, marktkoopman, winkels en horeca)
  4. Quartaire sector: niet-commerciële instellingen. (bijv. leraar, politieman, arts en brandweer). Deze bedrijven willen geen winst maken. Bijvoorbeeld organisaties als Unicef)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Arbeidsverdeling
  • Ieder zijn eigen taak
  • Specialisatie
  • Sneller en goedkoper produceren
  • Soms is het werk saaier :/

Leidinggevende taken: managers, voetbalcoach, directeur, teamleider
Uitvoerende taken: Schoonmaker, Docent economie, vakkenvuller

Slide 8 - Tekstslide

Een chirurg, tandarts en politieagent horen alle 3 in dezelfde productiesector. Welke is dat?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 9 - Quizvraag

Noem de vier productiesectoren. Geef ook een beroep aan per sector

Slide 10 - Open vraag

Welke productiesector levert diensten om winst te behalen?
A
Commerciële dienstverlening (tertaire sector)
B
Niet-commerciële dienstverlening (quartaire sector)

Slide 11 - Quizvraag

Vivian is automonteur bij een groot garagebedrijf. Wat voor werk doet Vivian?
A
Leidinggevend werk
B
Uitvoerend werk

Slide 12 - Quizvraag

In welke sector werkt deze man? De primaire, secundaire, tertiaire of quartaire?

Slide 13 - Open vraag

Eigen bedrijf 
Ondernemer worden (Ondernemen) 
  • Eenmanszaak = 1 baas met personeel
  • ZZP = eenmanszaak zonder personeel
Zelfstandige zonder personeel

Kamer van Koophandel (KVK)
Kost €60 om je in te schrijven (zo gebeurd)
Aansprakelijk met privevermogen (woning verkopen. auto, spaargeld)


Slide 14 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een eenmanszaak en een zzp-er?
A
loon
B
winst
C
personeel
D
Taken

Slide 15 - Quizvraag

Als je failliet gaat moet je je bezittingen gebruiken om schulden te betalen
A
ZZP
B
faillissement
C
aansprakelijkheid
D
handelsregister

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht
  • Maak de normale opdrachten van leerstof 1, 2 en 3 van paragraaf 5.2   blz. 134 (opdracht 1 t/m 8)
  • Klaar? maak de rekentrainer totdat de tijd voorbij is
  • Tijd: 10 min in stilte
  • daarna is overleggen en vragenstellen toegestaan



timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Ondernemingsvormen (rechtsvormen)
  • eenmanszaak
  • zelfstandige zonder personeel (zzp-er)
  • vennootschap onder firma (vof)
  • besloten vennootschap (bv)
  • naamloze vennootschap (nv)

Slide 18 - Tekstslide

Eenmanszaak
Eén eigenaar
Personeel kan  wel

Eventuele schulden moet hij met privé vermogen betalen.


Slide 19 - Tekstslide

Zzp-er
  • Zelfstandige zonder personeel
  • Eén iemand is eigenaar
  • Geen personeel 

Schulden = privé aansprakelijk

Slide 20 - Tekstslide

 VOF
Vennootschap onder firma
-Eigenaren =vennoten of firmanten.
-Samen meer geld
-Personeel is mogelijk
-Privé aansprakelijk

Slide 21 - Tekstslide

V.o.f.


- handig om taken te verdelen

- als iemand ziek is, is de ander er nog.

-Samen verantwoordelijk

Slide 22 - Tekstslide

BV en NV
Spaargeld  => aandelen kopen




Prijsstijging en verkopen = winst
Dividend bij winst door het bedrijf

Slide 23 - Tekstslide

Verschil NV (naamloze vennootschap) en BV (besloten vennootschap)
Aandelen staan bij een BV op naam en bij een NV niet.

Aandelen van een BV mogen dus niet zomaar doorverkocht worden. Aandelen van een NV wel. 

Slide 24 - Tekstslide

BV en NV
-Aandeelhouders 
-De directeur is werknemer en ontvangt salaris.

-Failliet = inleg kwijt. (geen privé vermogen dus)

Slide 25 - Tekstslide

Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
CV
D
VOF

Slide 26 - Quizvraag

Welke van onderstaande bedrijven geeft aandelen uit?
A
NV
B
Eenmanszaak
C
CV
D
VOF

Slide 27 - Quizvraag

Welke ondernemingsvorm is een rechtspersoon?
A
CV
B
NV
C
VOF
D
Eenmanszaak

Slide 28 - Quizvraag

Welk van de vier is GEEN ondernemingsvorm?
A
Eenmanszaak
B
V.o.F
C
B.V.
D
A.P.

Slide 29 - Quizvraag

Winstuitkering van een aandeel
A
Koersstijging
B
Divident
C
Consumptie
D
Inflatie

Slide 30 - Quizvraag

Je hebt aandelen gekocht voor €2,50 per stuk. Een jaar later verkoop je de aandelen voor €4,50. Het divident op het aandeel bedraagt €0,80. Hoeveel winst heb je gemaakt op het aandeel?

Slide 31 - Open vraag

Antwoord
Je hebt aandelen gekocht voor €2,50 per stuk. Een jaar later verkoop je de aandelen voor €4,50. Het divident op het aandeel bedraagt €0,80. Hoeveel winst heb je gemaakt op het aandeel?

4,50 - 2,50 = 2
2 + 0,80 = €2,80

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht
Maak de opdrachten van paragraaf 5.2 vanaf blz. 134
Klaar? maak de rekentrainer totdat de tijd voorbij is
Tijd: 10 min in stilte
daarna is overleggen en vragenstellen toegestaan


timer
12:00

Slide 33 - Tekstslide

Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 34 - Quizvraag

Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 35 - Quizvraag

Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 36 - Quizvraag

Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 37 - Quizvraag

Wat heb je geleerd?

Slide 38 - Tekstslide

Lesdoelen 5.2

- Welke soorten ondernemingen zijn er?
- Wie is er verantwoordelijk voor een onderneming?

- In welke sectoren kun je werken?

Slide 39 - Tekstslide

Welke soorten ondernemingen zijn er?

Slide 40 - Open vraag

Wie is er verantwoordelijk voor een onderneming?

Slide 41 - Open vraag

In welke sectoren kun je werken?

Slide 42 - Open vraag

extra uitleg

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video

Slide 48 - Video

Slide 49 - Link