In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Aardrijkskunde - waar zijn we??
Slide 1 - Tekstslide
H1+2: Weer en klimaat
Slide 2 - Woordweb
Bij het klimaat kijken we naar
A
temperatuur en neerslag
B
neerslag en wind
C
temperatuur en wind
D
temperatuur en bewolking
Slide 3 - Quizvraag
Nederland ligt in een gebied waar koude en warme lucht met elkaar in botsing komen. Wat is hier het gevolg van?
A
Veel bewolking en neerslag
B
Onweersbuien met veel bliksem
C
Zware stortbuien en wateroverlast
D
Weinig bewolking en zonnig weer
Slide 4 - Quizvraag
Wat zijn uitsluitend begrippen die bij een hogedrukgebied horen?
A
Minimum, depressie, hoge bewolkingsgraad
B
Minimum, hoge neerslagintensiteit en hoge bewolkingsgraad
C
Maximum, lage neerslagintensiteit, lage bewolkingsgraad
D
Maximum, hoge bewolkingsgraad, depressie
Slide 5 - Quizvraag
Het volleybalteam van Zwartsluis gaat in juli een week naar Barcelona in Spanje voor een beachvolleybaltoernooi. Met welke natuurlijke elementen moeten de volleyballers, in vergelijking met Nederland, rekening houden als ze gaan sporten op het strand in Barcelona?
A
Gelijke zonkracht en gelijke uv-straling als in Nederland
B
Hogere zonkracht en hogere uv-straling dan in Nederland
C
Hogere zonkracht en lagere uv-straling dan in Nederland
D
Lagere zonkracht en lagere uv-straling dan in Nederland
Slide 6 - Quizvraag
Uitspraak 1: Sevilla heeft een mediterraan klimaat met droge, hete zomers en milde winters waarin de meeste regen valt
Uitspraak 2: in de zomer ligt Sevilla vaker onder invloed van een lagedrukgebied dan in de winter.
A
Uitspraak 1 is juist
Uitspraak 2 is juist
B
Uitspraak 1 is onjuist
Uitspraak 2 is onjuist.
C
Uitspraak 1 is juist
Uitspraak 2 is onjuist
D
Uitspraak 1 is onjuist
Uitspraak 2 is juist
Slide 7 - Quizvraag
Sleep de woorden naar het juiste begrip. Welke woorden horen er bij het weer? En welke horen er bij het klimaat?
Weer
Klimaat
De toestand van de atmosfeer op een bepaald moment en op een bepaalde plaats.
Het gemiddelde weer in een gebied, berekend over een periode van dertig jaar.
Hagel, sneeuw, regen = neerslag
Een blauwe lucht en een zonnetje
Gemiddeld het hele jaar nooit kouder dan 18 graden
Neerslag in alle seizoenen
Slide 8 - Sleepvraag
Het Nederlandse klimaat is erg geschikt voor de landbouw. Nederland is in de wereld een van de grootste landbouwproducenten.
Leg uit waarom het Nederlandse klimaat zo geschikt is voor de landbouw.
Slide 9 - Open vraag
Twee leerlingen doen een uitspraak over luchtdruk. Uitspraak 1: hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe zwakker de wind is die daar waait. Uitspraak 2: in hogedrukgebieden stijgt de lucht op en is de kans op neerslag groot.
Wat is juist?
A
Beiden juist
B
Beiden onjuist
C
1. juist / 2. onjuist
D
1. onjuist / 2. juist
Slide 10 - Quizvraag
Hier zie je een klimaatgrafiek van...
A
Woestijn
B
Tropische regenwoud
C
Savanne
D
Steppe
Slide 11 - Quizvraag
De klimaatgrafiek hoort bij
A
landklimaat
B
zeeklimaat
C
middellands zeeklimaat
D
toendraklimaat
Slide 12 - Quizvraag
Bij de poolcirkel is de invalshoek van de zonnestralen … dan bij de evenaar.
A
groter
B
kleiner
Slide 13 - Quizvraag
WELKE UITSPRAAK IS JUIST? A. Bij een hoge luchtdruk is de bewolkingsgraad hoger en de uv-straling lager dan bij een lagere luchtdruk. B. Bij een hoge luchtdruk zijn de bewolkingsgraad en de uv-straling hoger dan bij een lagere luchtdruk. C. Bij een hoge luchtdruk is de bewolkingsgraad lager en de uv-straling hoger dan bij een lagere luchtdruk. D. Bij een hoge luchtdruk zijn de bewolkingsgraad en de uv-straling lager dan bij een lagere luchtdruk.
Slide 14 - Open vraag
In de herfst is de zee in verhouding tot het land … 1 … ( koud / warm). De opstijgende lucht … 2 … (koelt af / warmt op), waardoor er neerslag valt. Dit laatste proces wordt … 3 … (condensatie / verdamping) genoemd. De ‘gota fria’ komt met name voor tijdens de herfst, omdat de zeelucht botst met … 4 … (koudere / warmere) lucht boven land.
Slide 15 - Open vraag
Je begint op 250 meter boven zeeniveau, waar het 5 °C is. Je wandelt naar de top van de berg Marys Peak, die op 1250 meter hoogte ligt. Als de temperatuur op 250 meter boven zeeniveau 5 °C is, wat is dan de temperatuur op de top van de berg Marys Peak?