Oefentoets SO 4.1, 4.3
1 / 18
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de betekenis van het begrip 'intersekse'?
Slide 2 - Open vraag
Benoem de geslachtsorganen. Sleep de naam naar de juiste nummers.
Vagina
Blaas
Eileider
Baarmoeder
Eierstok
Urinebuis
Slide 3 - Sleepvraag
Benoem de geslachtsorganen. Sleep de naam naar de juiste nummers.
Zaadleider
Zaadblaasje
Prostaat
Zwellichaam
Bijbal
Teelbal
Urinebuis
Slide 4 - Sleepvraag
Kenmerken die je hebt vanaf de geboorte
Kenmerken die je krijgt in de puberteit
Primaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken
Slide 5 - Sleepvraag
Balzak
Primaire geslachtskenmerken bij meisjes
Primaire geslachtskenmerken bij jongens
Secundaire geslachtskenmerken bij meisjes
Secundaire geslachtskenmerken bij jongens
Borsthaar
Penis
Schaamlippen
Borsten
Vagina
Baardgroei
Brede heupen
Rondere lichaamsvormen
Zwaardere stem
Gespierdere lichaamsbouw
Slide 6 - Sleepvraag
Mannelijk geslachtsorgaan. Benoem de onderdelen: 5
Slide 7 - Open vraag
Met welk cijfer is de clitoris aangegeven?
Slide 8 - Open vraag
Tijdens de menstruatiecyclus verandert de slijmlaag aan de binnenkant van de baarmoeder.
Hier zie je drie keer de doorsnede van een baarmoeder afgebeeld.
Bij welk moment van de menstruatiecyclus hoort de doorsnede?
Tijdens de menstruatie
Kort na de menstruatie
Tijdens de ovulatie
Slide 9 - Sleepvraag
Op welke dag(en) in de menstruatiecyclus vindt de eisprong plaats?
Op welke dag(en) in de menstruatiecyclus vindt de menstruatie plaats?
Op dag 14 van de cyclus
Op dag 1 tot 4 van de cyclus
Slide 10 - Sleepvraag
Leerdoel 3: Menstruatiecyclus
Menstruatie
Baarmoederslijmvlies verdikt
Ovulatie
Vruchtbare periode
Slide 11 - Sleepvraag
Op welke drie manieren kan een vrouw het slijmvlies en bloed tijdens de menstruatie opvangen?
Slide 12 - Open vraag
Wat is het doel van de menstruatiecyclus?
Slide 13 - Open vraag
Op welke dag van de menstruatiecyclus start de menstruatie?
A
1
B
5
C
14
D
28
Slide 14 - Quizvraag
Hier worden de zaadcellen aangemaakt
A
prostaat
B
bijballen
C
zaadblaasjes
D
teelballen
Slide 15 - Quizvraag
Zaadleiders vervoeren de zaadcellen.
De......... en de ............ voegen vocht toe aan de zaadcellen
De......... en de ............ voegen vocht toe aan de zaadcellen
A
Sperma
B
Zaadblaasjes
C
Urine
D
Prostaat
Slide 16 - Quizvraag
zaadcellen met vocht =
Slide 17 - Open vraag
Zaadcellen worden gemaakt in de teelballen. Waar worden de zaadcellen opgeslagen? (Antwoord in meervoud)
