Traduisez (houd de boeken erbij!):
1. Ik zit in de derde klas op het Isala.
2. In welke vakken ben je goed?
3. Ik ben goed in wiskunde en scheikunde.
4. In ieder geval Nederlands, Engels en Duits.
5. Ik wil politieman worden.
6. Omdat ik het leuk vind om mensen te verzorgen.