Job (16) woont in een gezinsvervangend tehuis voor kinderen met een lichamelijke beperking. Momenteel houdt Job zich slecht aan de leefregels, de regels die ervoor zorgdragen dat hij zo min mogelijk last heeft van zijn beperkingen. Op een avond geeft Job aan te willen stappen met vrienden. Myrthe heeft dienst en zegt: ‘Dat lijkt me geen goed idee. Weet je nog, Job, de vorige keer? Toen heb je ’s nachts een fikse epileptische aanval gehad.’ Job reageert boos: ‘Ja, en omdat dat één keer is gebeurd, mag ik nu nooit meer stappen? Ik heb toch al beperkingen, nou … ga jij ze dus nog effe een stuk groter maken.’
Myrthe weet niet wat ze moet zeggen. Heeft Job eigenlijk niet gelijk?
Hoe zou jij als persoonlijk begeleider kunnen reageren?