2.3B Boxplot & 2.4

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

H2.3B Boxplot

Planning van vandaag

- Bespreken opgave 35

- Boxplot aflezen

- Aan het werk

- Klassenindeling

- Histogram en frequentiepolygoon

- Aan het werk 

Bespreken opgave 35

Bespreken opgave 35

Bespreken opgave 35

Bespreken opgave 35

Dan nu.... Wat is een boxplot?

Hieronder zie je een boxplot:

Bij een boxplot wordt een groep opgedeeld

in vier stukken van elk 25%.

Die 25% is erg belangrijk om te onthouden!

Uit hoeveel procent bestaat één stuk bij een boxplot?

1. 25 %
2. 50 %
3. 75 %
4. 100 %

In de boxplot hierboven zie je dat:

- 60 leerlingen het proefwerk hebben gemaakt

- Je maximaal 50 punten kon verdienen

- 25% van de leerlingen heeft tussen de 15 en 25 punten gehaald.

- 25% van de leerlingen tussen de 25 en 30 punten heeft gehaald.

- 25% van de leerlingen tussen de 30 en 40 punten heeft gehaald.

- 25% van de leerlingen tussen de 40 en 45 punten heeft gehaald.

Wat is het laagst aantal
behaalde punten?
Dat is het minimum.

Wat is het hoogst aantal behaalde punten?
Dat is het maximum.

Aan hoeveel leerlingen is gevraagd hoeveel zakgeld
ze per maand krijgen?

Hoeveel procent van de leerlingen krijgt meer dan €14 per maand?

Boxplot

(inter)kwartielafstand

spreidingsbreedte

=max−min

=Q​3​​−Q​1​​

Maken: 38, 39 en 40 in stilte!!

We gaan straks verder met 2.4 en er komen dan 10 opgaven bij, dus ga snel aan de slag!!

Theorie C pagina 77 doen we NIET!

Ben je klaar? Nakijken

Aan het werk

Statistische cyclus

Stap 3:

Data analyseren

4 Havo

§2.4

Indelen in klassen

Bonbedragen van boodschappen.

Is het nuttig een frequentietabel te maken?

veel verschillende waarden

indelen in klassen

klasse = groep

in intervalnotatie, bv.: [10,20›, [20,30›, [30,40›, enz.

klasse = groep

in intervalnotatie, bv.: [10,20›, [20,30›, [30,40›, enz.

                                  klassengrenzen

klasse = groep

in intervalnotatie, bv.: [10,20›, [20,30›, [30,40›, enz.

                 klassenbreedte 

=20−10=10

klasse = groep

in intervalnotatie, bv.: [10,20›, [20,30›, [30,40›, enz.

                 klassenmidden 

=​2​​10+20​​=15

klasse = groep

modus = de waarde met de grootste frequentie

modale klasse = de klasse met de grootste frequentie

frequentietabellen

Voorbeeld frequentietabel

frequentieverdeling

histogram:

waardes

klassen

staven tegen elkaar

frequentieverdeling

histogram:

kwantitatieve variabele

kwalitatieve variabele

staafdiagram :

waardes

klassen

staven tegen elkaar

staven los van elkaar

frequentieverdeling

histogram:

frequentiepolygoon:

kwantitatieve variabele

kwalitatieve variabele

staafdiagram :

waardes

klassen

staven tegen elkaar

staven los van elkaar

waardes

klassen

begint en eindigt bij 0

Klassikaal opgave 52

Klassikaal opgave 52

frequentieverdeling

histogram:

frequentiepolygoon:

kwantitatieve variabele

kwalitatieve variabele

staafdiagram :

waardes

klassen

staven tegen elkaar

staven los van elkaar

waardes

klassen

begint en eindigt bij 0

relatief

cumulatief

klassen

Let op: in een cumulatieve frequentiepolygoon zet je de waarde aan het eind van een klasse.

Aan het werk

Maken: 38, 39, 40, 46, 47, 49, 50, 52, 54, 55, 58, 59 en 60.

Theorie C pagina 77 & Theorie D pagina 87 en 88 
doen we NIET!

Ben je klaar? Nakijken