Kennis maken met UV

Kennis maken met UV
Haar 
Huid
Handen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kennis maken met UV
Haar 
Huid
Handen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het grootste orgaan van het lichaam
A
huid
B
hart
C
longen
D
hersenen

Slide 2 - Quizvraag

De huid

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel lagen heeft de huid?
A
2
B
5
C
3
D
4

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juiste opbouw van de huid, begin bij de bovenkant
onderhuids bindweefsel
Opperhuid
Lederhuid
1. 
2. 
3. 

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Tekstslide

Rachel, 16 jaar, vertelt: “Na het douchen voelt mijn huid droog aan en het jeukt. De rest van de dag is het vaak rood en schilferig. Soms brandt het gewoon.“
Welke type huid heeft Rachel?

A
Acne huid
B
gevoelige huid
C
Droge huid
D
Normale huid

Slide 7 - Quizvraag

Zitten in de huid ook bloedvaten?
A
Ja
B
Nee
C
Hangt van de leeftijd af
D
In je gezicht wel, in je buik niet

Slide 8 - Quizvraag

Waardoor ontstaan rimpels in het gezicht?
A
Door de schadelijke werking van het pigment.
B
Door de stimulatie van rimpelcellen.
C
Doordat de lederhuid minder elastisch wordt.
D
Doordat de poriën verstopt raken.

Slide 9 - Quizvraag

Het haar

Slide 10 - Tekstslide

wat is dit??
A
Haar luis
B
Hoofdluis
C
Vlo
D
Haar vlo

Slide 11 - Quizvraag

Sanne komt de kapsalon binnen en heeft luizen. Mag ze geknipt worden? Welk advies geef je?

Slide 12 - Tekstslide

Ieder dag vallen er haren uit, toch word je niet ineens kaal. Hoe komt dat?
A
Dat komt door de shampoo die we gebruiken.
B
De ene haar valt sneller uit dan de andere haar, dat komt door het gewicht.
C
De ene haar zit vaster in het hoofd dan de andere.
D
Niet iedere haar zit in dezelfde fase van het groeiproces.

Slide 13 - Quizvraag

Overgangsfase
Groeifase
Rustfase
1. 
2. 
3. 

Slide 14 - Sleepvraag

Wat doet talg?
A
Het beschermt de haarknop tegen vocht.
B
Het beschermt tegen vet haar.
C
Het beschermt de hoofdhuid tegen uitdrogen.
D
Het laat haren sneller groeien.

Slide 15 - Quizvraag

Een conditioner trekt in het haar en een crèmespoeling brengt een extra laagje om het haar aan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Shampoo brengt een extra laagje rondom het haar aan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Hoe noem je het stukje haar dat in de hoofdhuid zit?
A
De haarknop.
B
De haarwortel.
C
De schacht.
D
Het haarzakje.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Hoe noem je het zichtbare deel van de haar?
A
haarknop
B
Haarwortel
C
De schacht
D
Het haarzakje

Slide 20 - Quizvraag

Waardoor blijft het haar in het hoofd vastzitten en valt het er niet uit?
A
haarknop
B
Haarwortel
C
De schacht
D
Het haarzakje

Slide 21 - Quizvraag

De handen

Slide 22 - Tekstslide

Bij reuma heeft men last van:
A
Een te hoge bloedsuikerspiegel.
B
Een tekort aan insuline.
C
Spieren die zich ineens aanspannen.
D
Stijve gewrichten en ontstekingen.

Slide 23 - Quizvraag

Nagels beschermen de vingertoppen en zorgen dat er geen eelt op komt. Als er eelt op de vingertoppen zou komen dan heb je er minder gevoel in.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een manicure en een pedicure?
A
Een manicure is voor de handen en een pedicure is voor de voeten.
B
Een manicure is voor voeten en een pedicure is voor handen.
C
Een manicure is voor vrouwen en een pedicure is voor mannen.
D
Een manicure is voor mannen en een pedicure is voor vrouwen.

Slide 25 - Quizvraag

Wat voor nagels zijn dit?
A
Acrylnagel.
B
French manicure.
C
Gelnagel.
D
Nail art.

Slide 26 - Quizvraag

Welke opmerking over polijsten is correct?
A
Bij het polijsten wordt de nagelwal licht geschuurd.
B
Je polijst eerst de nagels en knipt ze daarna.
C
Polijsten geeft glans.
D
Polijsten zorgt voor gezonde nagels.

Slide 27 - Quizvraag

Waarom sorteer je de was?.

A
Om beter om te kunnen gaan met de hardheid van het water.
B
Om te weten hoeveel water je moet gaan gebruiken.
C
Om te zorgen dat er geen spullen in zitten die de wasmachine beschadigen.
D
Om te zorgen dat je een goed resultaat krijgt.

Slide 28 - Quizvraag

Wat staat er onder andere op een wasetiket?
A
De prijs van het artikel.
B
Hoe heet iets gewassen mag worden.
C
Met welk soort wasmiddel je het mag wassen.
D
Wie de fabrikant is.

Slide 29 - Quizvraag

In welk voorbeeld wordt niet ergonomisch gewerkt?
A
Conny draagt handschoenen tijdens het verven van het haar van een klant.
B
Conny draagt schoenen met platte zolen.
C
Conny wenst de klant een prettige dag.
D
Conny zet de stoel van de klant op de juiste hoogte.

Slide 30 - Quizvraag

Bedankt voor jullie aandacht!! Ik heb veel geleerd van deze les...
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll