§ 6.5: Grammaire II (aanwijzend voornaamwoord).

Doel:
Ik kan iets aanwijzen in het Frans
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Doel:
Ik kan iets aanwijzen in het Frans

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling:
La négation - de ontkenning

ne ... pas = niet / geen

Slide 2 - Tekstslide

Les:

- Herhaling: ne ... pas.
- Uitleg: aanwijzend voornaamwoord.
- Zelfstandig werken.
- Vragen stellen.
Huiswerk:

- § 6.5: maken ex 16A t/m 16D, 16F
- Leren apprendre 5

Slide 3 - Tekstslide

ne ....... pas
Waar staat ne...pas?

ne staat voor de persoonsvorm en pas staat erachter.

Slide 4 - Tekstslide

Je ne pas suis français.
A
B

Slide 5 - Quizvraag

Wat staat er tussen ne ... pas?
A
niets
B
onderwerp
C
persoonsvorm
D
hele werkwoord

Slide 6 - Quizvraag

Je ne suis pas français.
A
B

Slide 7 - Quizvraag

Het aanwijzend voornaamwoord

Die, deze, dit of dat vertaal je in het Frans met ce, cet, cette of ces. Welke je kiest hangt af van het geslacht van het zelfstandig naamwoord. 

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer welke?


Voorbeelden:
  1. Tu as vu ce garçon?
  2. Non, mais j'ai vu cet homme.
  3. Cette fille est trop belle?
  4. Ces garçons et ces filles sont vraiment très gentils!
Vraag: wanneer gebruik je welke? Probeer het schema in te vullen. 

enkelvoud
meervoud
mannelijk
vrouwelijk

Slide 9 - Tekstslide

enkelvoud
meervoud
mannelijk
ce
cet (klinker/h)
ces
vrouwelijk
cette
ces

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken:
- maken 16A t/m 16D, 16F
-leren apprendre 5/so

Slide 11 - Tekstslide

Ce / cette / ces / cet =
A
De / het
B
Geen NL vertaling
C
Deze / die / dit / dat
D
Mijn / jouw / haar

Slide 12 - Quizvraag

ce / cet / cette / ces

J’ai mangé ... poisson.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 13 - Quizvraag

Kies uit ce / cet / cette / ces

Nous regardons ... film
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 14 - Quizvraag

Maak ontkennend.
Je travaille.
A
Je ne travaille pas.
B
Je travaille ne pas.
C
Je ne pas travaille.
D
Je pas ne travaille.

Slide 15 - Quizvraag

maak ontkennend:
c'est formidable.

A
ce n'est pas formidable
B
c'est ne pas formidable
C
ne c'est pas formidable
D
c'n'est pas formidable

Slide 16 - Quizvraag