1.1 Hoe ontstond de industrie? Quiz

1.1 Hoe ontstond de industrie? Quiz
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens en maatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

1.1 Hoe ontstond de industrie? Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Tijd van de burgers en stoommachines =
A
1500-1600
B
1600-1700
C
1700-1800
D
1800-1900

Slide 2 - Quizvraag

De moderne tijd =
A
vijfde periode 1800 tot heden.
B
zesde periode 1700 tot heden.
C
zevende periode 1600 tot heden.
D
achtste periode 1500 tot heden.

Slide 3 - Quizvraag

Waar
Niet waar
In de winter was er weinig werk op de boerderij.
Boerenfamilie's wilden extra geld verdienen.
Boeren en ambachtslieden werkten alleen maar in de winter.
Kleine bedrijfjes ontstonden later.

Slide 4 - Sleepvraag

Hoe ontstonden kleine bedrijven?
A
Boeren werkten alleen in de winter.
B
Vrouwen en kinderen werkten extra.
C
Ambachtslieden en boeren werkten het hele jaar door.
D
Mannen werkten met hun handen.

Slide 5 - Quizvraag

Boeren gebruikten eigen spierkracht of die van dieren om apparaten te laten werken.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 6 - Quizvraag

Energie =
A
iets dat energie geeft.
B
grote verandering.
C
als dingen hetzelfde blijven.
D
kracht die ervoor zorgt dat iets gebeurt.

Slide 7 - Quizvraag

Energiebron =
A
Kracht die ervoor zorgt dat iets gebeurt.
B
Beweging voor de afschaffing van mensenhandel.
C
Iets dat energie geeft, aardolie, steenkool, water, wind en zon.
D
Gebied waar producten verkocht worden.

Slide 8 - Quizvraag

Met welke nieuwe energiebron rond 1780 kon je andere apparaten laten werken?
A
Waterkracht
B
Stoomkracht
C
Ijzerkracht
D
Windkracht

Slide 9 - Quizvraag

Machines kunnen sneller en langer werken dan mensen kunnen.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 10 - Quizvraag

Ondernemers hadden liever spierkracht dan machines die het werk deden.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 11 - Quizvraag

In fabrieken was er meer plaats voor machines dan thuis of in een klein bedrijfje.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 12 - Quizvraag

Het werk en leven van de mensen veranderde in de tijd van burgers en stoommachines.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 13 - Quizvraag

Dat tijdvak begon in 1800 en eindigde in 2000
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 14 - Quizvraag

Deze periode, waarin het leven steeds moderner werd, heet de ouderwetse tijd.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 15 - Quizvraag

Werkgever.
Werknemer.
industriele revolutie.
ondernemer.
Iemand die mensen in loondienst heeft.
Iemand  die in dienst van een baas betaald werk doet.
Grote verandering in de productiemethoden, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines.
Iemand die met een eigen bedrijf zijn inkomen verdient.

Slide 16 - Sleepvraag