link a2-b1 laag-tot middenopgeleiden thema 5 taak 1

link a2-b1 laag-tot middenopgeleiden thema 5 taak 1
Thema 5 taak 1

Nooit te oud om te leren

-woordenschat
-lezen
-spreken 
-schrijven
-grammatica
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BeroepsopleidingISK

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

link a2-b1 laag-tot middenopgeleiden thema 5 taak 1
Thema 5 taak 1

Nooit te oud om te leren

-woordenschat
-lezen
-spreken 
-schrijven
-grammatica

Slide 1 - Tekstslide


Kreeg je op de basisschool een rapport?
Hoe oud was je toen je voor het eerst naar school ging?
Waar was jouw basisschool, in welke plaats en in welk land?
Welke taal sprak je op de basisschool? Was dit een andere taal dan je thuis sprak?
Wat kun je je herinneren van je eerste schooldag?
Kun je je nog herinneren welke spelletjes je deed in de pauze?
Hoeveel kinderen zaten er in jouw klas?
In welk vak was je vroeger het beste?
Wie was je eerste docent? Wat vond je van hem of haar?
Wat vond je vroeger op school het leukste om te doen?
Welke kleren droeg je op de basisschool?
Gebruikte je op de basisschool een computer?
Welke vakken had je op de basisschool?
Hoe ging je vroeger naar school?
Had je op de basisschool ook huiswerk?
Wat at of dronk je in de pauze op de basisschool?
Op welke dagen moest je naar school? Wanneer was je vrij?
Vierde je op school ook feestdagen? Wat deed je dan?
Zong je op school liedjes? Weet je nog welke liedjes?
At je tussen de middag op school? Of ging je naar huis?
 

At je tussen de middag op school? Of ging je naar huis?

 

 


Slide 2 - Tekstslide

Actief: Ik ben actief in een sportclub en ga drie keer per week trainen.
De ambitie: Haar ambitie is om dokter te worden.
De betekenis: Wat is de betekenis van dit moeilijke woord?
China: China is een groot land in Azië.
Chinees: Hij eet graag Chinees eten.
Competitief: De wedstrijd was erg competitief en spannend.
De discipline: Voor hardlopen heb je veel discipline nodig.
Doordeweeks: Ik werk doordeweeks en heb in het weekend vrij.
Het huiswerk: Hij maakt elke avond zijn huiswerk.
Het initiatief: Zij nam het initiatief om de vergadering te organiseren.
Het instrument: Hij speelt een instrument, namelijk de gitaar.

Slide 3 - Tekstslide

De lesdag: Een lesdag op school duurt vaak van negen tot drie.
Het lesrooster: Mijn lesrooster is erg druk dit semester.
De mbo'er: Een mbo'er volgt praktijkgerichte opleidingen.
Onbeleefd: Het is onbeleefd om met je mond vol te praten.
Het onderwijs: Het onderwijs in Nederland is van hoge kwaliteit.
Opzoeken: Ik ga het woord in het woordenboek opzoeken.
Presteren: Ze wil altijd goed presteren op school.
De rekenmachine: Ik gebruik een rekenmachine voor mijn wiskunde huiswerk.
Het respect: Respect voor anderen is erg belangrijk.
De scholier: De scholier ging elke dag met de fiets naar school.
Het vaderland: Hij heeft veel liefde voor zijn vaderland.
Verantwoordelijk: Zij is verantwoordelijk voor het project.
De verantwoordelijkheid: Het is jouw verantwoordelijkheid om op tijd te komen.
Het volkslied: Ze zingen het volkslied bij speciale gelegenheden.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is in het Nederlandse onderwijs anders dan in China?
a)In Nederland hebben kinderen meer lesuren op een dag dan in China.
b)In Nederland gaan kinderen vijf dagen per week naar school, in China zes.

Wat is in het Nederlandse onderwijs anders dan in China?
a)In Nederland moet je veel samenwerken, in China niet.
b)In Nederland is meer competitie dan in China.

Wat is het verschil tussen docenten in Nederland en in China?
a)In Nederland vraagt de docent niet naar je mening, in China wel.
b)In Nederland wil de docent dat je zelf initiatief neemt, in China niet.

Wat is het verschil tussen de scholieren in Nederland en in China?
a)Scholieren in China studeren harder dan mbo’ers in Nederland.
b)Scholieren in China hebben minder discipline dan mbo’ers in Nederland

Slide 5 - Tekstslide

Lezen : we gaan de tekst nog een keer lezen en de moeilijke woorden bespreken.

Maak nu opdracht 2 & 3 blz.73 &74

Ben je klaar?

Dan ga je aan de slag met opdracht 4 & 5 blz. 75

Grammatica 

Slide 6 - Tekstslide

omdat ,als , toen, hoewel ,voordat, terwijl

ik wil eten omdat ik honger heb
Omdat ik honger heb, wil ik eten.


Als ik moe ben, ga ik ga naar bed
Terwijl John een pizza bakte, kookte David soep.    
Toen we naar buiten gingen, begon het te regenen.
Hoewel Julia slecht heeft geslapen, is ze toch vrolijk.
Voordat we pizza gaan eten, kunnen we samen iets drinken.


Slide 7 - Tekstslide

hoewel :   We vonden een plaats op het terras
                   Het was erg druk

omdat :   Je kunt internet nu niet gebruiken
                  Er is een storing. / omdat er een storing is, kun je internet nu niet gebruiken

voordat :  Je moet een kaartje kopen
                  Je mag naar binnen       voordat je naar binnen mag ,moet je een kaartje kopen

terwijl :  Bas kookt het eten     Terwijl Bas het eten kookt ,brengt Maria de auto
                Maria brengt de auto naar de garage

als :       Ik doe aan sport              als ik tijd heb, doe ik aan sport
              Ik heb tijd

Maar nu zelf 5  zinnen met hoewel, als ,terwijl en omdat!
            

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Slide 10 - Link

Maak nu opdracht  5 & 6 blz.75 &76




Huiswerk : maak de opdrachten thema 5 taak 1 (1 t/m 6) en thema 5 taak 2 & de grammaticaopdrachten 3.19

Slide 11 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze