inventariseren ondersteuningsvragen

Inventariseren Zorg- en ondersteuningsbehoefte
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Inventariseren Zorg- en ondersteuningsbehoefte

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen vandaag: 
Aan het einde van de les:

  • Je weet wat een ondersteuningsvraag is
  • Je weet welke soorten ondersteuningsvragen er zijn
  • Je weet hoe je ondersteuningsvragen moet formuleren
  • Je kunt vanuit een ondersteuningsvraag een doel en subdoelen formuleren

Slide 2 - Tekstslide

samenhang tussen fysieke en mentale gezondheid

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent: inventariseren zorg en ondersteuningsbehoefte?

Slide 4 - Open vraag

Stap 1 : Verzamelen van informatie
  • Je leest het zorgdossier (indien aanwezig) 
  • Je stelt aanvullende vragen aan de zorgvrager/ naasten.
  • Je verzamelt informatie over functiestoornissen en beperkingen bij andere disciplines
  • Je observeert
  • Je voert metingen uit 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Deelopdracht 1
Er zijn verschillende manieren om informatie over een cliënt/ zorgvrager te verzamelen. Op basis van de verzamelde informatie bepaal je met de cliënt en/of naastbetrokkenen de zorg- en ondersteuningsbehoeften.

Kies een cliënt/ zorgvrager en inventariseer zijn/haar zorg- en ondersteuningsbehoeften. Je kan gebruik maken van een vragenlijst (of ander hulpmiddel) die wordt gebruikt binnen de bpv-organisatie. Is er geen geschikt middel aanwezig dan gebruik je één van onderstaande middelen:
  • Dit ben ik
  • Anamnese op basis van levensdomeinen
  • Ervaren regie in de zorg
  • Ben ik tevredenlijst (domeinen van Schalock)
  • Totale communicatie
  • De SAMPC methode
  • Levensboek
  • Hermeneutische cirkel
Upload het product over de cliënt als bijlage bij deze opdracht. Zorg dat je de privacy van de cliënt waarborgt! 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Stap 2 : Vaststellen van behoeften en problemen
Op basis van de verzamelde gegevens kun je één of meerdere zorgvragen of problemen in kaart brengen.

Slide 9 - Tekstslide

Soorten verpleegproblemen
  • Actueel probleem
  • Potentieel probleem 

Slide 10 - Tekstslide

De PES-methode
Het goed formuleren van een probleem, zodat je er later de juiste doelen aan kunt verbinden, is niet altijd makkelijk. 
In het welzijnswerk is de PES-methode een veelgebruikt hulpmiddel voor probleemformulering. PES is de afkorting van:

  • Probleem: wat is het probleem?
  • Etiologie: wat zijn de oorzaken?
  • Symptomen: wat zijn de verschijnselen?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Sinds het overlijden van zijn echtgenote is dhr. eenzaam en zit steeds meer in een sociaal isolement.
Hij vermagerd, zijn broeken zitten los rond zijn middel.
Dhr. is 4 kg afgevallen.
Wat zijn de symptomen? Dus de verschijnselen, signalen en kenmerken?

Slide 13 - Open vraag

P:   Dhr. is 4 kg afgevallen.
E:   Dhr. zit in een sociaal isolement
S:   Dhr. is vermagerd, zijn broeken zitten los.

Slide 14 - Tekstslide

Nog eentje dan...
Mw. in t Veld is gespannen voor de uitslag van het onderzoek aan haar longen.  Ze slaapt slecht. Overdag reageert ze geïrriteerd op normale gebeurtenissen. 

Wat is de PES? 

Slide 15 - Tekstslide

Voor een goede formulering van een zorgprobleem gelden de volgende regels:
Formuleer een zorgprobleem altijd vanuit de zorgvrager. 
Als verzorgende/ begeleider ben jij weliswaar de persoon die het probleem constateert, maar het is het probleem van de zorgvrager. 
Het gaat dus om een onwenselijke situatie voor de zorgvrager.
Een hulpmiddel kan zijn om de formulering van een zorgprobleem te beginnen met: 
De zorgvrager heeft / is / wil / kan ...

Probleemformulering:

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer formuleer je een ondersteunings- of hulpvraag?
A
Nadat je de smartdoelen hebt opgesteld
B
Na de probleemanalyse (PES)
C
Na het observeren volgens een methode
D
Tijdens de evaluatie

Slide 17 - Quizvraag

Vraagverheldering en Hulpvraag
Na gegevens verzamelen door intake/ anamnesegesprek en observatie ga je wensen, ondersteuningsbehoeften en/ of vragen inventariseren.

Als het niet lukt de vraag boven tafel te krijgen (weinig inzicht, door beperking, niet realistisch) vraag naar de gewenste situatie. 

Jouw taak is de werkelijke vraag te achterhalen. 
Formuleer vanuit het perspectief van de cliënt.
Dus begin met: Help mij...., ondersteun mij...., geef mij...., begeleid mij... enz.


Slide 18 - Tekstslide

Formuleren van ondersteunigsvragen
Ondersteuningsvragen komen altijd logisch voort vanuit de beginsituatie.
Hiervoor kijk je bij welke onderdelen (leefgebieden / ontwikkelingsgebieden) de cliënt problemen ervaart.

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld van een ondersteuningsvraag?
Mevrouw Philips is pas weduwe geworden en moet nu sinds tijden weer met het openbaar vervoer reizen, omdat haar man haar vroeger met de auto overal naartoe bracht. Mevrouw Philips heeft zelf geen rijbewijs en heeft jouw ondersteuning nodig bij het reizen met de bus. Samen met mevrouw Philips formuleer je haar ondersteuningsvraag: 
‘Help mij om zelfstandig  met het openbaar vervoer te kunnen reizen.’

Slide 20 - Tekstslide

Bij het vaststellen van de beginsituatie zoek je het volgende uit:

Waarbij wil de cliënt of groep ondersteuning ontvangen?
Wat kan de cliënt of groep al wel?
Wat kan die nog niet zo goed?
Is de cliënt of groep al eerder begeleid bij deze ondersteuningsvraag?
Op welke manier is er toen gewerkt aan de ondersteuningsvraag?
Wat zijn de ondersteuningsmogelijkheden in de instelling en/of omgeving van de cliënt of groep?
Welk budget en welke middelen zijn er beschikbaar?
Wat is er mogelijk binnen de wet- en regelgeving?

Slide 21 - Tekstslide

Ondersteuningsvragen
Niet beginnen met help mij!!
  • Stimuleer mij
  • Herinner mij
  • Ondersteun mij
  • Bied me
  • Structureer voor mij
  • Organiseer voor mij
  • Begeleid mij bij


Slide 22 - Tekstslide

Formuleren van ondersteuningvragen
Ondersteuningsvragen beginnen bijvoorbeeld met;

  • Begeleid mij...
  • Leer mij...
  • Motiveer mij....
  • Activeer mij.....
  • Bied mij......
  • etc.



Aangevuld door de gewenste verandering:
Zodat ik...

  • Zelfredzamer ben
  • Zingeving ervaar
  • Mij mentaal goed voel
  • etc.

Slide 23 - Tekstslide

Mandy wil leren om haar frustraties op een andere manier te uiten. Wat zou een goede ondersteuningsvraag zijn?
A
Binnen 2 weken uit ik mijn frustraties op een goede manier
B
Ondersteun mij bij het vinden van een andere manier van het uiten van mijn emoties, zodat ik mij prettig voel.
C
Ik ga 2x per dag in mijn dagboek schrijven over hoe ik me voel
D
De begeleider zorgt dat M haar emoties onder controle heeft

Slide 24 - Quizvraag

Van ondersteuningsvraag naar doel
Als het probleem duidelijk is, kun je doelen gaan stellen. Die doelen moeten gericht zijn op het oplossen van het probleem. Bij het stellen van doelen gelden de volgende aandachtspunten:

  • Maak onderscheid in soorten doelen.
  • Let op de hoeveelheid doelen.
  • Focus niet alleen op verbetering.
  • Stem doelen af met anderen.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Stap 3: Zorgdoelen vaststellen
Een verpleegdoel is de gewenste uitkomst van het verpleegprobleem.

De verpleegdoelen worden SMART geformuleerd.

Slide 27 - Tekstslide

Voorwaarden van doelformulering
  • Formuleer zo kort en kernachtig mogelijk.
  • Begin het doel met de naam van de cliënt. Gebruik daarna een ‘actief’ werkwoord, zodat de doelstelling in cliëntgedrag (= concreet handelen) geformuleerd wordt --> niet 'M wil koken' maar 'M kookt'
  • Vermijdt werkwoorden als kan / wil /wordt / is
  • Vermijdt woorden als beter / meer / minder
  • Formuleer alsof het doel bereikt is.
  • Verwar doelen niet met middelen! Activiteiten zijn middelen om doelen te bereiken en geen doel op zich!
  • Verwar doelen niet met uitgangspunten en/of voornemens. 

Slide 28 - Tekstslide

Soort doelen
Er zijn algemene doelen en subdoelen. 

Een algemeen doel is breed en vaak pas na langere tijd haalbaar.

Een algemeen doel verdeel je onder in kleinere doelen, subdoelen.

Slide 29 - Tekstslide

SMART
S= Specifiek
M= Meetbaar
A= Acceptabel
R= Realistisch
T= Tijdgebonden

Slide 30 - Tekstslide

Waar staat 'SMART' -doel voor?
A
Speciaal, meetbaar, acceptatie, realistisch, tijdsgebonden
B
Specifiek, beginsituatie, acceptabel, realistisch, tijdsgebonden
C
Specifiek, machtig, abuis, realistisch, tijdsgebonden
D
Specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdsgebonden

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een goed voorbeeld van een SMART doel?
A
Ondersteun Peter bij het zo spoedig mogelijk zelfstandig wonen
B
Binnen 2 weken smeert Hannah zelfstandig haar boterham tijdens het ontbijt op de woongroep
C
De begeleider helpt Wendy bij het uiten van haar emoties
D
Binnen 3 weken gaat Hans beter om met zijn emoties en wordt hij minder snel boos

Slide 32 - Quizvraag

"Binnen 2 weken smeert Hannah zelfstandig haar boterham tijdens het ontbijt op de woongroep."
Verzin één subdoel bij dit hoofddoel.

Slide 33 - Open vraag