V3 5.1, 5.3 en 5.5

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Economie V3

Hoofdstuk 5

Bruto- en nettowinst

Hoe zat het ook alweer?

Hoeveel bedraagt de brutowinst?

Gegeven:
Inkoopwaarde van de goederen €6.000
Bedrijfskosten €1.500
Afzet 500 stuks
Verkoopprijs €20

Hoeveel bedraagt de nettowinst?

Gegeven:
Inkoopwaarde van de goederen €8.000
Bedrijfskosten €2.500
Afzet 400 stuks
Verkoopprijs €50

Berekening van de winst

Omzet (exclusief btw)

Inkoopwaarde van de omzet  –

Brutowinst 

Bedrijfskosten -

Nettowinst / bedrijfsresultaat 

Bij de berekeningen wordt btw buiten beschouwing gelaten. Deze moeten we afdragen/terugkrijgen van de overheid en heeft dus geen invloed op de hoogte van de winst.

Twee soorten kosten

Variabele kosten = kosten die afhankelijk zijn van de afzet. Als de afzet toeneemt nemen de totale variabele kosten ook toe en andersom.

Bijv. de sla voor de broodjes shoarma

Vaste kosten = kosten die onafhankelijk zijn van de afzet. Als de afzet in dit geval toeneemt dan blijven de vaste kosten gelijk.

Bijv. de huur van het pand van de shoarmazaak.

Break-even

Break-even = het bedrijf maakt geen winst en geen verlies. We spelen dus quitte.

  

Break-evenafzet = de afzet waarbij we geen winst en verlies maken.

Totale opbrengsten is gelijk aan de totale kosten: TO = TK.

Break-evenomzet = de breakeven-afzet * verkoopprijs

Break-even

TO = TK

Totale opbrengsten = totale kosten

Totale opbrengsten = omzet = prijs * hoeveelheid (Q)

Totale kosten = totale variabele kosten + totale constante kosten

Oefenopgave

Stel een bedrijf verkoopt producten met een verkoopprijs van 10 euro. De variabele kosten per product zijn 3 euro. De vaste kosten zijn 70.000 euro per jaar. Wat is zijn break-evenafzet?

Oefenopgave

Stel een bedrijf verkoopt producten met een verkoopprijs van 10 euro. De variabele kosten per product zijn 3 euro. De vaste kosten zijn 70.000 euro per jaar. Wat is zijn break-evenomzet?

Aan de slag

Maken 4, 5, 6, 10, 11 en 12

Die behandelen we in de tweede les

Weektaak = maken 5.1:  2 t/m 15

Planning

Les 1:

Herhaling BTW 

Uitleg 5.3 --> de marketingmix

Les 2:

Bespreken toets

Ik koop een spijkerbroek voor €48,40 inclusief 21% BTW. Hoeveel bedraagt de BTW?

Ik betaal €6,30 aan BTW bij de aankoop van een trui waar 21% BTW over wordt gerekend. Hoeveel is de prijs van de trui exclusief BTW?

Herhaling BTW

Prijs exclusief BTW   = 100%

BTW                                  = 9% / 21%          +

Prijs inclusief BTW     = 109% / 121%

Marketing

Marketing = bedrijven proberen met marketing hun potentiële klanten te beïnvloeden.

Vijf soorten beleid (5 p's):

1. Prijsbeleid

2. Productbeleid

3. Plaatsbeleid

4. Promotiebeleid

5. Personeelsbeleid

Prijsbeleid

Met het prijsbeleid probeert een bedrijf een prijs te bepalen die past bij de doelstellingen en de andere onderdelen van de marketingmix.

Prijsdiscriminatie = het rekenen van verschillende prijzen voor verschillende groepen consumenten voor hetzelfde product.

- Bijv. 65-plussers en kinderen betalen minder voor de dierentuin dan volwassenen.

Productbeleid

Bedrijven kunnen de eigenschappen van het product veranderen om klanten te winnen / te behouden.

Bijv. verpakking aanpassen, de kwaliteit verbeteren etc.

Plaatsbeleid

Bedrijven kiezen de beste plek om zich te gaan vestigen.

Bijv. als ik veel bezoekers heb dan moeten er genoeg parkeerplaatsen zijn.

Bijv. vestigen bij andere winkels omdat die klanten dan ook sneller bij jou binnenstappen.

Promotiebeleid

Op welke manier communiceer ik over mijn product/dienst met mijn klanten. 

Met reclame wil ik de verkoop stimuleren.

Twee soorten reclame:

Productreclame --> het product staat centraal

Merkreclame --> het merk staat centraal

00:00

Productreclame of merkreclame?

Productreclame

Merkreclame

00:00

Productreclame of merkreclame?

Productreclame

Merkreclame

Personeelsbeleid

Bij personeelsbeleid is het belangrijk dat je het juiste personeel bij jouw product aantrekt.

Verschillende producten vragen verschillende kwaliteiten van het personeel.

Weektaak

Planning

Les 1: 

Uitleg 5.5: afschrijvingen

Aan de slag met de weektaak

Les 2:

Bespreken opgaven weektaak

Aan de slag met de weektaak

Afschrijvingen

Afschrijven = de waarde van de vaste activa op de balans verlagen.

Afschrijvingskosten --> winst en verliesrekening.

We houden alvast rekening dat we het kapitaalgoed in de toekomst moeten vervangen

Afschrijvingsmethoden

1. Vast percentage van de boekwaarde 

• = de waarde waartegen de vaste activa op de balans staat. 
• = de aanschafwaarde - alle afschrijvingen tot op dat moment.

2. Gemiddelde afschrijving per jaar =

                       Aanschafwaarde - restwaarde

                                           Levensduur

Je koopt een nieuwe bestelbus ter waarde van €60.000. De afschrijving is een vast percentage van de boekwaarde en bedraagt 30% per jaar.
1. Bereken de afschrijvingskosten van jaar 1.
2. Bereken de afschrijvingskosten van jaar 2.
3. Bereken de afschrijvingskosten van jaar 3.

Je koopt een nieuwe auto van € 15.000. Na vijf jaar verkoopt hij de auto voor 40% van de nieuwwaarde. Bereken de afschrijvingskosten per jaar

Weektaak

§5.5: 2 t/m 12

Planning

Les 1:

Uitleg stencil tijdlijnen: enkelvoudige en samengestelde rente

Aan de slag met het stencil

Les 2:

Aan de slag met het stencil

Behandelen opgaven

Wat is rente?

Rente = de prijs van vermogen

• Als ik geld van een ander leen dan betaal ik daarvoor een rente (=interest) aan die persoon.
• Als ik geld op mijn spaarrekening zet dan krijg ik daar rente voor.

Stel ik zet €1.000 euro op mijn spaarrekening tegen 4% rente. Na het eerste jaar haal ik de rente eraf, maar ik laat de €1.000 euro staan.

1. Hoeveel rente ontvang ik in jaar 1?
2. Hoeveel rente ontvang ik in jaar 2?

Enkelvoudige interest

Enkelvoudige interest = rente wordt berekend over de hoofdsom (=het geleende of gespaarde bedrag).

• Dus in het voorbeeld is de hoofdsom de €1.000 die ik op de spaarrekening zet.

Stel ik zet €1.000 euro op mijn spaarrekening tegen 4% rente. Na het eerste jaar laat ik zowel de hoofdsom als de rente op mijn spaarrekening staan.

1. Hoeveel bedraagt het rentebedrag in jaar 1?
2. Hoeveel bedraagt het rentebedrag in jaar 2?

Samengestelde interest

Samengestelde interest = rente wordt berekend over de hoofdsom + eerder ontvangen rente

Formule samengestelde interest eindwaarde:

Eindwaarde = beginwaarde * (1 + p/100)^𝑛

• Beginwaarde = hoofdsom
• P = rentepercentage
• N = aantal perioden

€1.000 euro staat 5 jaar lang op een rekening met een samengestelde interestpercentage van 3%. Bereken de eindwaarde. Gebruik:
Eindwaarde = beginwaarde * (1 + p/100)^𝑛

Beginwaarde

Stel we weten de eindwaarde al, maar we willen nu weten met welk bedrag we begonnen zijn. Hoe doen we dat?

Formule samengestelde interest beginwaarde:

Beginwaarde = Eindwaarde

                                   (1+P/100)^𝑛

Stel na vijf jaar heb ik €5.000 euro op mijn spaarrekening staan. Het interestpercentage is 5%.
Hoeveel was de beginwaarde?

Gebruik: Beginwaarde = eindwaarde / (1+P/100)^𝑛

Weektaak

Maken stencil tijdlijnen en rente