GMK AA P2.3 - Herhaling

GMK AA P2.3 - Herhaling
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

GMK AA P2.3 - Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Vitamine D en calcium worden vaak samen gegeven. Waarom?
A
Calcium bevordert de opname van vitamine D
B
Vitamine D bevordert de opname van calcium
C
Calcium bevordert de aanmaak van vitamine D
D
Vitamine D bevordert de aanmaak van calcium

Slide 2 - Quizvraag

Welk middel moet na 5 jaar in principe stoppen?
A
Calciumcarbonaat
B
Colecalciferol
C
Risedroninezuur
D
Vitamine D

Slide 3 - Quizvraag

Welke hormoon is thyroxine?
A
TRH
B
TSH
C
T3
D
T4

Slide 4 - Quizvraag

De behandeling van hypothyreoïdie is:
A
Suppletie: met levothyroxine
B
Combinatie: thyreostaticum + levothyroxine
C
Titratie: monotherapie thyreostaticum
D
Anders

Slide 5 - Quizvraag

Wat gebeurt er meestal als je hyperthyreoïdie alleen met een thyreostaticum behandelt?
A
Te snel werkende schildklier
B
Te traag werkende schildklier

Slide 6 - Quizvraag

Hoe kan de arts monitoren of iemand goed is ingesteld?
A
T3 en T4 in bloed
B
T3 en T4 in urine
C
T4 en TSH in bloed
D
T4 en TSH in urine

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van levothyroxine?
A
Op nuchtere maag innemen
B
Complexvorming met ijzer
C
Euthyrox, Thyrax
D
Weinig sterktes

Slide 8 - Quizvraag

Welke effect kan een thyreostaticum op andere middelen hebben?
A
Complexvorming
B
Meer afbraak
C
Minder afbraak
D
Verbeterde opname

Slide 9 - Quizvraag

Peter (8 jaar) gebruikt salbutamol en flixotide. Wat is juist?
A
Peter heeft COPD
B
Peter heeft astma
C
Peter heeft hooikoorts
D
Peter heeft een huisstofmijt allergie

Slide 10 - Quizvraag

Na een tijdje komt peter in de apotheek met schimmel in zijn mond. Wat is er mogelijk verkeerd gegaan?
A
Hij heeft niet rechtop gezeten tijdens inhalatie
B
Hij heeft zijn medicatie te vaak gebruikt
C
Hij is niet therapietrouw
D
Hij heeft zijn mond niet gespoeld na inhalatie

Slide 11 - Quizvraag

Welk middel is een kortwerkend sympathicomimeticum?
A
Fluticason
B
Salmeterol
C
Salbutamol
D
Formoterol

Slide 12 - Quizvraag

Welke bijwerkingen kan salbutamol geven?
A
Een vieze adem
B
Cariës
C
Verkleuring van tanden
D
Schimmelinfectie

Slide 13 - Quizvraag

Iemand komt een dosisaerosol ophalen. Je krijgt een melding over het toevoegen van een voorzetkamer. Is deze altijd nodig?
A
Alleen bij een slechte hand/long coördinatie
B
Alleen bij kinderen
C
Alleen als de patiënt dat prettig vindt
D
Ja, altijd

Slide 14 - Quizvraag

Welke instructie geef je mevrouw Benali mee voor het schoonmaken van de voorzetkamer?
A
Niet schoonmaken
B
Spoelen in een sopje en laten drogen aan de lucht
C
Spoelen in een sopje en goed drogen met een föhn
D
Spoelen in een sopje en goed drogen met een schone theedoek

Slide 15 - Quizvraag

Ethinylestradiol =
A
Oestrogeen
B
Progestageen

Slide 16 - Quizvraag

2
1
3

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is geen bijwerking tijdens langdurig gebruik van OAC ?
A
Gewichtstoename
B
Spotting
C
Tepelvloed
D
Trombose

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Wat is gebruik van een eenfase combinatiepil?
A
1x per dag voor 3 weken; dan 1 week niet
B
1x per dag continu
C
1x per week
D
1x per 12 weken

Slide 20 - Quizvraag

Welke anticonceptie bevat geen hormoon?
A
Evra
B
Flexi-T
C
Mirena
D
Nuvaring

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer start je met de pil als je wil dat deze meteen betrouwbaar is?
A
1e dag van menstruatie
B
in het weekend
C
5 dagen na de menstruatie
D
meteen na de menstruatie

Slide 22 - Quizvraag

Wat is enzyminductie?
A
Vorming van meer afbraakenzymen
B
Vorming van minder afbraakenzymen
C
Verminderde opname
D
Andere verdeling van middel

Slide 23 - Quizvraag

Welke middelen veroorzaken
GEEN enzyminductie?
A
Carbamazepine
B
HIV-middelen
C
Sint-Janskruid
D
Statines

Slide 24 - Quizvraag

Tot hoelang moet je foliumzuur gebruiken?
A
Tot je zwanger bent
B
Totdat je 1 maand zwanger bent
C
Totdat je 10 weken zwanger bent
D
De hele zwangerschap

Slide 25 - Quizvraag

Op welke website kun je vinden of een geneesmiddel bij zwangerschap gebruikt mag worden?
A
www.farmacotherapeutischkompas.nl
B
www.apotheek.nl
C
www.thuisarts.nl
D
www.lareb.nl

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het beste moment om te controleren of een middel bij zwangerschap gebruikt mag worden?
A
Bij kinderwens
B
Zo snel mogelijk als zwanger
C
Ergens in 1ste trimester
D
Ergens in 2de trimester

Slide 27 - Quizvraag

Welk middel wordt bij reuma 1x per week gebruikt, maar kan ook bij kanker gebruikt worden?
A
Diclofenac
B
Hydrochloroquine (Plaquenil)
C
Methotrexaat (Metoject)
D
Sulfasalzine

Slide 28 - Quizvraag

I Een bactericide antibioticum werkt tegen griep
II Resistentie betekent dat de bacterie ongevoelig is voor het antibioticum

A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn onjuist
C
Stelling 1 is juist. Stelling 2 is onjuist
D
Stelling 1 is onjuist. Stelling 2 is juist

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van amoxicilline?
A
Alleen beschikbaar als tablet
B
Mag gebruikt bij een penicilline-allergie
C
Bijwerking: Overgevoelig voor UV-licht
D
Vaak in combinatie met clavulaanzuur

Slide 30 - Quizvraag

Over welke term gaat dit?
'' Dit type antibioticum is werkzaam tegen weinig soorten bacteriën''
A
Breed spectrum
B
Smal spectrum
C
Bactericide
D
Bacteriostatisch

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de indicatie van 'nitrofurantoïne'?
A
Incontinentie
B
Prostaatklachten
C
Reizigersdiarree
D
Urineweginfectie

Slide 32 - Quizvraag

Wat klopt over 'indifferente dermatica'?
A
Belangrijk om dun te smeren
B
Kan meteen na het aanbrengen van corticosteroïden op de huid aangebracht worden
C
Werkzame stof is 'lanette'
D
Zit geen werkzame stof in

Slide 33 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van de behandeling met corticosteroïden?
A
Vaak monotherapie
B
Dik smeren
C
Bijwerking atrofie
D
Verschillende geneesmiddelen zijn gelijkwaardig in effect

Slide 34 - Quizvraag

Hoelang moet je een anti-mycoticum gebruiken?
A
Altijd 7 dagen gebruiken
B
Tot de klachten weg zijn
C
tot 7-10 dagen nadat de klachten weg zijn
D
weet ik niet

Slide 35 - Quizvraag

Welk corticosteroïd voor op de huid is een klasse 2?
A
Betamethason
B
Clobetasol
C
Hydrocortison
D
Triamcinolon

Slide 36 - Quizvraag

Een dokter schrijft het volgende voor
1 tube Miconazol/hydrocortison crème
1 tube Miconazol crème

Wat is de bedoeling?

A
Dit is een foutje. Moet 1 van de 2 zijn
B
Eerst miconazol voor 5-10 dagen, daarna over op miconazol/hydrocortison
C
Eerst miconazol/hydrocortison voor 5-10 dagen, daarna over op miconazol
D
's Ochtends miconazol/hydrocortison en 's avonds miconazol

Slide 37 - Quizvraag

Wat klopt over fusidinezuur?
A
Gebruik: na 6 weken evalueren
B
Geneesmiddelgroep: antibiotica
C
Indicatie: prostaatklachten
D
Toedieningsvorm: tablet

Slide 38 - Quizvraag

Wat is een belangrijk kenmerk van 'sildenafil'?
A
Altijd gebruiken tot 1-2 dagen na verdwijnen van de klachten
B
Huid wordt gevoeliger voor UV-licht
C
Niet gebruiken in combinatie met nitraten, zoals nitroglycerine
D
Urine kan bruin verkleuren

Slide 39 - Quizvraag

Dit geneesmiddel ontspant de spieren van de blaas en de prostaat.
A
Sildenafil
B
Solifenacine
C
Tamsulosine
D
Tetanus-toxoïde

Slide 40 - Quizvraag

Wat is een bijwerking van solifenacine (vesicare)?
A
Blozen
B
Diarree
C
Droge mond
D
Hypotensie

Slide 41 - Quizvraag

De indicatie van tamsulosine is:
A
Erectieproblemen
B
Prostaatklachten
C
Stress-incontinentie
D
Urge-incontinentie

Slide 42 - Quizvraag

Wat klopt over tetanustoxoïd?
A
Is een antibioticum
B
Een indicatie: verwonding door hondenbeet
C
Tabletten (kuur 7 dagen)
D
Niet in het rijksvaccincatieprogramma

Slide 43 - Quizvraag

Wat is de toedieningsvorm van fosfomycine?
A
Cutaan
B
Oraal
C
Poeder voor drank
D
Tablet

Slide 44 - Quizvraag