woordsoorten oef 2, 3 belangrijkste: ww, zn, bn,

grammatica: woordsoorten
De drie belangrijkste woordsoorten zijn:
- werkwoorden: wat iemand doet
spreken, zitten, hebben, zijn, zullen, durven, worden
- zelfstandig naamwoorden: een ding, een persoon
de rolstoel, het kussen, de rit, de arts, de conciërge 
- bijvoeglijk naamwoorden: geeft info over een z.n.
zwaar, stevige, snelle, bekwaam, vriendelijke
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

grammatica: woordsoorten
De drie belangrijkste woordsoorten zijn:
- werkwoorden: wat iemand doet
spreken, zitten, hebben, zijn, zullen, durven, worden
- zelfstandig naamwoorden: een ding, een persoon
de rolstoel, het kussen, de rit, de arts, de conciërge 
- bijvoeglijk naamwoorden: geeft info over een z.n.
zwaar, stevige, snelle, bekwaam, vriendelijke

Slide 1 - Tekstslide

knutselen met peuters

Slide 2 - Tekstslide

De handige leidster in de kinderopvang knutselt grappige dingen met de vrolijke peuters.
handige
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Quizvraag

De handige leidster in de kinderopvang knutselt grappige dingen met de vrolijke peuters.
leidster
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quizvraag

De handige leidster in de kinderopvang knutselt grappige dingen met de vrolijke peuters.
kinderopvang
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Quizvraag

De handige leidster in de kinderopvang knutselt grappige dingen met de vrolijke peuters.
knutselt
timer
1:30
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Quizvraag

De handige leidster in de kinderopvang knutselt grappige dingen met de vrolijke peuters.
grappige
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quizvraag

De handige leidster in de kinderopvang knutselt grappige dingen met de vrolijke peuters.
dingen
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

De handige leidster in de kinderopvang knutselt grappige dingen met de vrolijke peuters.
vrolijke
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quizvraag

De handige leidster in de kinderopvang knutselt grappige dingen met de vrolijke peuters.
peuters
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quizvraag

De behulpzame conciërge helpt
de nieuwe docent met het ingewikkelde digi-bord.
behulpzame
timer
1:30
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quizvraag

De behulpzame conciërge helpt
de nieuwe docent met het ingewikkelde digi-bord.
conciërge
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Quizvraag

De behulpzame conciërge helpt
de nieuwe docent met het ingewikkelde digi-bord.
helpt
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quizvraag

De behulpzame conciërge helpt
de nieuwe docent met het ingewikkelde digi-bord.
nieuwe
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Quizvraag

De behulpzame conciërge helpt
de nieuwe docent met het ingewikkelde digi-bord.
docent
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

De behulpzame conciërge helpt
de nieuwe docent met het ingewikkelde digi-bord.
ingewikkeld
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quizvraag

De behulpzame conciërge helpt
de nieuwe docent met het ingewikkelde digi-bord.
digi-bord
timer
1:00
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quizvraag