2MHV chapitre 2 Grammaire D formatief adjectif

Chapitre 2 Grammaire D 


l'adjectif
bijvoeglijk naamwoord
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 2 Grammaire D 


l'adjectif
bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Noem een bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands

Slide 2 - Woordweb

Noem een bijvoeglijk naamwoord in het Frans

Slide 3 - Woordweb

Bijvoeglijk naamwoorden 2A

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden 2B

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden 2E

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord 2F

Slide 7 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord
1 - zegt iets over het zelfstandig naamwoord
2 - vervoeg je naar het geslacht van het zelfstandig naamwoord
3 - komt meestal achter en soms voor het zellfstandig naamwoord

Slide 8 - Tekstslide

1. Zegt iets over
het zelfstandig naamwoord
.
een grote hond
un grand chien

een schattige hond
un chien adorable

Slide 9 - Tekstslide

Wat is hier het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
>>> un chat adorable
A
un
B
adorable
C
chat
D
is er niet

Slide 10 - Quizvraag

Wat is hier het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
>>> un petit chien
A
un
B
chien
C
petit

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
>>> une nouvelle voiture
A
une
B
voiture
C
nouvelle

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
un hamster blessé
A
un
B
blessé
C
hamster

Slide 13 - Quizvraag

2. Je vervoegt een bijvoeglijk naamwoord naar het geslacht van het zelfstandig naamwoord.
.
le chien (m) est grand 
la cuisine (v) est grande
les chiens (m mv)sont grands
les cuisines (v mv) sont grandes

Slide 14 - Tekstslide

de tabel
                                           man                               vrouw
enkelvoud                          -                                       e
meervoud                          s                                       es
il - il(s) 
ell(e) ell(es)

Slide 15 - Tekstslide

le chien est ...
A
grande
B
grandes
C
grand
D
grands

Slide 16 - Quizvraag

les chiens sont ...
A
grands
B
grandes
C
grand
D
grande

Slide 17 - Quizvraag

la cuisine est ...
A
grands
B
grandes
C
grand
D
grande

Slide 18 - Quizvraag

les cuisine sont ...
A
grands
B
grandes
C
grand
D
grande

Slide 19 - Quizvraag

le chien est grand
A
masculin
B
féminin

Slide 20 - Quizvraag

la cuisine est grande
A
masculin
B
féminin

Slide 21 - Quizvraag

le chien est ...
A
grands
B
grandes
C
grand
D
grande

Slide 22 - Quizvraag

la cuisine est ...
A
grands
B
grandes
C
grand
D
grande

Slide 23 - Quizvraag

3. Het bijvoeglijk naamwoord staat meestal achter het zelfsatndig naamwoord, soms er voor.

Slide 24 - Tekstslide

Deze bijv.nw staan ERVOOR
man enkelv.    vrouw enkelv.     man meerv.     vrouw meerv.
beau                   belle                      beaux                 belles
nouveau           nouvelle               nouveaux         nouvelles
bon                     bonne                   bons                   bonnes
vieux                  vieille                     vieux                  vieilles
petit                    petite                    petits                 petites
grand                  grande                 grands              grandes


Slide 25 - Tekstslide

 ERACHTER
bijna alle andere bijvoeglijke naamwoorden

Slide 26 - Tekstslide

welke is goed?
A
un grand chien
B
un chien grand

Slide 27 - Quizvraag

welke is goed?
A
une grande cuisine
B
une cuisine grande

Slide 28 - Quizvraag

welke is goed?
A
un petit chien
B
un chien petit

Slide 29 - Quizvraag

welke is goed?
A
une petite cuisine
B
une cuisine petite

Slide 30 - Quizvraag

welke is goed?
A
un adorable chien
B
un chien adorable

Slide 31 - Quizvraag

welke is goed?
A
un rigolo chat
B
un chat rigolo

Slide 32 - Quizvraag

welke is goed?
A
un blessé hamster
B
un hamster blessé

Slide 33 - Quizvraag

welke is goed?
A
un malade chat
B
un chat malade

Slide 34 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord
1 - zegt iets over het zelfstandig naamwoord
2 - vervoeg je naar het geslacht van het zelfstandig naamwoord
3 - komt meestal achter en soms voor het zellfstandig naamwoord

Slide 35 - Tekstslide

Je moet ook altijd de betekenis kennen...daar gaat ie!!!

Slide 36 - Tekstslide

un petit chien
A
een kleine hond
B
een grote hond

Slide 37 - Quizvraag

un grand chat
A
een kleine kat
B
een grote kat

Slide 38 - Quizvraag

un hamster blessé
A
een lieve hamster
B
een gewonde hamster

Slide 39 - Quizvraag

un hamster adorable
A
een schattige hamster
B
een zieke hamster

Slide 40 - Quizvraag

une vieille femme
A
een kleine vrouw
B
een oude vrouw

Slide 41 - Quizvraag

une nouvelle voiture
A
een oude auto
B
een nieuwe auto

Slide 42 - Quizvraag

une grande cuisine
A
een kleine keuken
B
een grote keuken

Slide 43 - Quizvraag

une belle cuisine
A
een mooie keuken
B
een lelijke keuken

Slide 44 - Quizvraag

de lekkere Franse keuken
A
la bonne cuisine française
B
la belle cuisine française

Slide 45 - Quizvraag

c'est bon!
A
dat is goed
B
dat is lekker

Slide 46 - Quizvraag

FIN

Slide 47 - Tekstslide