Present Perfect

• Engels
• Middelbare school
• vmbo, havo
• Leerjaar 2,3

Lesson goals

• You know when to use the present perfect.
• You know how to form the present perfect.

De present perfect

• Gebruik je om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is.
• Gebruik je om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je daar nu het resultaat van merkt.

Present perfect

Iets wat in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is.

Present perfect

Iets dat in het verleden is gebeurd en waarvan je nu het resultaat merkt. 

My car has broken down.

I need to walk now. 

Wanneer gebruik je de present perfect?

• Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)
• Bob has known John since they were 10. 
• Mary has worked at the market for 5 years now. 
• Bill and Kate have been friends since 2015. 

Wanneer gebruikje de present perfect?

Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:
          "Sharon has broken her leg (now she can't walk)."
          "Jim has lost his keys (now he can't open the door)."
          "Gwen has eaten too much (now she feels sick)."

                       Present perfect

        have / has + voltooid deelwoord

Wat is dan het voltooid deelwoord?

er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 

                                                           

                                                  onregelmatige werkwoorden

1

2

           

             regelmatige werkwoorden       

1

werkwoord + -ed

play - played

walk - walked

work - worked

want - wanted

           

             onregelmatige werkwoorden

2

Het derde woord uit de rijtjes 

To do - did - done

to fly - flew - flown

to fight - fought - fought

Wanneer have of has?

- Bij I, You, We, They: have
- Alleen bij He/She/It: has: 

Dus ook bij My father, My sister, The dog, The building etc: alles waar je He, She of It voor in de plaats kunt zetten. 

I

You

He/She/It

We

You

They

have 

have

have 

have 

have 

has

Hoe maak je de present perfect?

Onderwerp	Have/has	Voltooid deelwoord	Rest van de zin
I	have/haven't	walked	to school.
You	have/haven't	broken	your leg.
He/She/It	has/hasn't	eaten	too much.
They	have/haven't	been	on holiday.
We	have/haven't	seen	a ghost.

Which sentence is in the present perfect?

1. I lost my keys.
2. I have lost my keys.
3. I had lost my keys.
4. I was losing my keys.

Welke zin staat in de present perfect?

1. She went to Spain last year.
2. She ate an apple.
3. She has seen a ghost.
4. She was very sick yesterday.

Drie stappen

• Stap 1: over wie gaat de zin?
• Stap 2: welke vorm van have of has hoort daarbij? Die voeg je toe in de zin. 
• Stap 3: voltooid deelwoord van het werkwoord in de zin zetten: 

1. - Regelmatig werkwoord: ed er achter
2. - Onregelmatig werkwoord: het derde rijtje

                       Present perfect

        have / has + voltooid deelwoord

SIGNAALWOORDEN

• FOR 
• YET 
• NEVER
• EVER 
• JUST
• ALWAYS 
• SINCE 
• So
• Still 

He ......................... (play) for ten years now.

1. have played
2. has played

I ........................(work) very hard and therefore I am very tired now.

1. has worked
2. have worked

Past simple of present perfect

• Past simple: 
• afgeronde gebeurtenis in het verleden, heeft niets meer met het heden te maken
• Present Perfect
• Iets is in het verleden begonnen en loopt door in het heden.
• Iet is in het verleden gebeurd en je ondervindt daar nu de gevolgen van. 

Alice lived in Rome two years ago.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?

1. Ze woont daar nog
2. Ze woont nu ergens anders

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?

1. Ze woont daar nog
2. Ze woont nu ergens anders

Welke zin staat in de present perfect?

1. I lived in Amsterdam.
2. I have lived in Amsterdam since I was 18.

Welke zin staat in de present perfect?

1. She had a cat.
2. She has had her cat for 9 years.

Maak nu

In je werkboek:

Hoofdstuk 3, showbizz

Paragraaf I, writing and grammar, blz. 160

Opdracht 55, 56, 57, 58 en 59. 

Succes!