Brugklas H.6 Komma, dubbele punt en aanhalingsteken
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Je weet wanneer je een komma moet plaatsen.
Je weet wanneer je een dubbele punt moet plaatsen.
Je kunt aanhalingstekens op de juiste plek in een zin plaatsen.
Slide 2 - Tekstslide
komma
tussen twee persoonsvormen: omdat ik ziek ben, kom ik vandaag niet
bij een opsomming: we hebben Nederlands, Frans en Duits
tussen een naam/uitroep en de rest van de zin: He, wat doe jij daar?
Slide 3 - Tekstslide
dubbele punt
een opsomming:
Julie is dol op zoetigheid: snoep, ijs, gebak en toetjes.
een toelichting:
We eten elke dag verse groenten: dat is gezond.
een citaat:
Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’
Slide 4 - Tekstslide
directe rede
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt. Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer. Dat heet ook wel ‘citeren’.
Slide 5 - Tekstslide
directe rede
Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt: – Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’
Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt. – ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken’, zei vader.
Slide 6 - Tekstslide
indirecte rede
Je kunt iemands woorden ook weergeven in de indirecte rede. Dan gebruik je geen aanhalingstekens en geen dubbele punt. In de indirecte rede veranderen vaak het onderwerp en het gezegde, vergeleken met de originele zin.
Slide 7 - Tekstslide
indirecte rede
– directe rede:
Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’
– indirecte rede:
Vader zei dat hij de barbecue alvast even zou aansteken.
Slide 8 - Tekstslide
Indirecte rede
Directe rede
Het is heel erg koud vandaag!
Linde zei dat ze er geen zin in had.
Volgens Rosanne heeft het gevroren
Ik ga straks gamen
Slide 9 - Sleepvraag
Welke zin staat er in de directe rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Simon vertelde mij dat hij gister ziek was.
Slide 10 - Quizvraag
Welke zin staat in de indirecte rede?
A
Hij vroeg of hij me kon helpen.
B
Hij vroeg: "Kan ik u helpen?"
Slide 11 - Quizvraag
Bij welke zin is de directe rede goed gebruikt?
A
Jan zei dat hij ziek was.
B
Jan zei: dat hij ziek was.
C
Jan zei: "Ik ben ziek."
D
"Jan zei ik ben ziek"
Slide 12 - Quizvraag
Goed of fout geschreven? Als jij de groente snijdt bak ik het vlees.
A
Goed
B
Fout
Slide 13 - Quizvraag
Als jij de groente snijdt, bak ik het vlees.
= komma tussen twee PV's
Slide 14 - Tekstslide
Goed of fout geschreven? Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout
Slide 15 - Quizvraag
Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.
= opsomming
Slide 16 - Tekstslide
Goed of fout geschreven? Hé wat ga je doen?
A
Goed
B
Fout
Slide 17 - Quizvraag
Hé, wat ga je doen?
= komma na een uitroep
Slide 18 - Tekstslide
Goed of fout geschreven? Mijn broertje wil in de sneeuw spelen maar ik blijf liever binnen.
A
Goed
B
Fout
Slide 19 - Quizvraag
Mijn broertje wil in de sneeuw spelen, maar ik blijf liever binnen.
= komma voor een verbindingswoord
Slide 20 - Tekstslide
Goed of fout geschreven? Rianne spreekt drie talen Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout
Slide 21 - Quizvraag
Rianne spreekt drie talen: Nederlands, Engels en Duits.
= dubbele punt voor een opsomming
Slide 22 - Tekstslide
Goed of fout geschreven? Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"
A
Goed
B
Fout
Slide 23 - Quizvraag
Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"
= dubbele punt voor een citaat + aanhalingstekens
Slide 24 - Tekstslide
Aanhalingstekens
Directe rede = precies wat iemand letterlijk zegt
De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen." "Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman. "Volgend weekend", zei de weerman, "kunnen we schaatsen."
Slide 25 - Tekstslide
Denk om de hoofdletters en leestekens!
De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen."
"Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman.
"Volgend weekend", zei de weerman, "kunnen we schaatsen."
Slide 26 - Tekstslide
Verschillende aanhalingstekens
De weerman zei: 'Volgend weekend kunnen we schaatsen.'
'Volgend weekend kunnen we schaatsen', zei de weerman.
'Volgend weekend', zei de weerman, 'kunnen we schaatsen.'
Slide 27 - Tekstslide
Geen aanhalingstekens
Indirecte rede = aangeven wat iemand zegt, maar niet letterlijk
citaat
De weerman zei dat we volgende weekend kunnen schaatsen.
Slide 28 - Tekstslide
Mijn vader vroeg waarom ik mijn huiswerk niet heb gemaakt.
Mijn vader vroeg: 'Waarom heb je je huiswerk niet gemaakt?'
Ik zeg dat je op moet schieten.
Ik zeg: 'Je moet opschieten.'
De meester zegt dat je je gymspullen moet pakken.
De meester zegt:'Je moet je gymspullen pakken.'
Mijn vriendin roept dat de taart klaar is.
Mijn vriendin roept:'De taart is klaar.'
Slide 29 - Tekstslide
Directe rede of indirecte rede? "Ik moet eerst mijn schaatsen laten slijpen", zei m'n moeder.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 30 - Quizvraag
Directe rede of indirecte rede? Mijn vader vroeg waarom ze dat nog niet gedaan had.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 31 - Quizvraag
Mijn vader vroeg waarom ik mijn huiswerk niet heb gemaakt. Mijn vader vroeg: 'Waarom heb je je huiswerk niet gemaakt?' Ik zeg dat je op moet schieten. Ik zeg: 'Je moet opschieten.'
Slide 32 - Open vraag
Slide 33 - Tekstslide
Mijn broer zegt dat Ali een 10 voor taal heeft.
Slide 34 - Open vraag
Mijn zus roept dat het eten klaar is.
Slide 35 - Open vraag
De juf schreeuwt dat iedereen moet komen.
Slide 36 - Open vraag
De juf schreeuwt dat iedereen moet komen.
Slide 37 - Open vraag
Schrijf nu een zin op met: - twee PV's naast elkaar (denk ook om hoofdletters en punten)
Slide 38 - Open vraag
Schrijf nu een zin op met: - een dubbele punt erin (denk ook om hoofdletters en punten)
Slide 39 - Open vraag
Schrijf nu een zin op met: - een citaat erin (denk ook om hoofdletters en punten)
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.