Havo 4 Nectar 2.4

Paragraaf 2.4
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2.4

Slide 1 - Tekstslide

Sleep het juiste aminozuur naar de juiste codon. Klik op het oog voor de kaart!
UUU
AUU
GUG
CCC
GGG
GCG
AAA
CAU
Met
Arg
Tyr
Ala
Trp
Leu
Cys
Asn
Val
STOP
Gly
Ile
Lys
Phe
Ser
Pro
His

Slide 2 - Sleepvraag

Rustfase; geen celdeling
Celgroei
1e controlestap
DNA replicatie
Mitose
Celgroei
2e controlestap

Slide 3 - Sleepvraag

Zet de fasen van de mitose in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6

Slide 4 - Sleepvraag

In welke fase van mitose bestaan de chromosomen uit één chromatide?
A
Profase
B
Metafase
C
Anafase
D
Interfase

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van fasen in de mitose?
A
metafase - profase - anafase - telofase
B
profase - anafase - metafase - telofase
C
profase - telofase - metafase - anafase
D
profase - metafase - anafase - telofase

Slide 6 - Quizvraag

Welke afbeelding geeft de metafase weer?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen 2.3

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen 2.4

Slide 10 - Tekstslide

Genetische modificatie: insuline
BiNaS 71M

Slide 11 - Tekstslide

Genetische modificatie:
  • Onderzoekers plaatsen genen van het ene organisme over in een ander organisme
  • Recombinant-DNA-techniek
    3.5: Moderne biotechnologie

    Slide 12 - Tekstslide

    Stamcellen
    Vanaf 2:15

      Slide 13 - Tekstslide

      Orgaantransplantatie

      Slide 14 - Tekstslide

      Niertransplantatie

      Slide 15 - Tekstslide

      Niertransplantatie

      Slide 16 - Tekstslide

      Organen kweken

      Slide 17 - Tekstslide

      Wat gebeurt er bij recombinant-DNA-techniek?
      A
      2 verschillende organismen wisselen DNA uit
      B
      Een deel van het DNA van een organisme wordt in een ander soort organisme gebracht
      C
      Er ontstaat een mutatie in het DNA van een organisme
      D
      Een plasmide van een bacterie wordt overgebracht in een andere cel

      Slide 18 - Quizvraag

      Door welke eigenschap van DNA kan een gen voor insuline worden ingebouwd in een bacterie plasmide?
      A
      Beide soorten DNA hebben dezelfde genetische informatie.
      B
      Beide soorten DNA hebben dezelfde structuur bestaande uit nucleotiden.
      C
      Beide soorten DNA hebben evenveel complementaire basenparen A-T als C-G.
      D
      Beide soorten DNA liggen los in het cytoplasma van de cel.

      Slide 19 - Quizvraag

      Na een transplantatie kunnen afstotingsverschijnselen bij de ontvanger optreden.
      Twee voorbeelden van een niertransplantatie zijn:
      1 transplantatie nier afkomstig van tweelingbroer van de ontvanger
      2 transplantatie nier afkomstig van een neef van de ontvanger.

      Waar is de kans op afstoting het kleinst?
      A
      Transplantatie 1
      B
      Transplantatie 2
      C
      Dat maakt geen verschil

      Slide 20 - Quizvraag

      Wat is de beste beschrijving van een stamcel?
      A
      Een cel met een bepaalde functie
      B
      Cel waaruit na deling een gespecialiseerde cel kan ontstaan
      C
      Cel die zich deelt en twee dochtercellen vormt.
      D
      De cel van een boom.

      Slide 21 - Quizvraag

      Welk organisatieniveau??
        Orgaan
        Weefsel
        Cel
        Organisme
        Molecuul
        Insuline
        Alvleesklier transplantatie
        Stamcel transplantatie
        Patiënt met diabetes

        Slide 22 - Sleepvraag

        Leerdoelen 2.4

        Slide 23 - Tekstslide


        • Lezen paragraaf 2.5 (5 min!)
        • Maken 2.4: opdracht 73, 74, 78, 79, 83, 84, 86
        Aan het werk

        Slide 24 - Tekstslide