Proeftoets - Neuropathologie

Herhaling
Proeftoets 
Neuro-
pathologie
22 vragen 
14 goed = 5,5
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling
Proeftoets 
Neuro-
pathologie
22 vragen 
14 goed = 5,5

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke neurotransmitter is een tekort bij de ziekte van Parkinson?
A
Adrenaline
B
Dopamine
C
Noradrenaline
D
Serotinine

Slide 3 - Quizvraag

B
Wanneer een CVA het gevolg is van een afsluiting van een bloedvat spreekt men van een ..... CVA
A
Ischemisch
B
Hemorragisch
C
Inflammatoir
D
Degeneratief

Slide 4 - Quizvraag

A
Wat is hemianopsie?
A
Het niet werken van 1 been
B
Het niet meer kunnen kauwen
C
Het niet meer kunnen ruiken
D
Halfzijdige blindheid

Slide 5 - Quizvraag

D
Wat is apraxie
A
Het onvermogen om taal te gebruiken
B
Het onvermogen om te herinneren
C
Het onvermogen om gezichten te herkennen
D
Het onvermogen om handelingen uit te voeren (zonder parese)

Slide 6 - Quizvraag

D
Wat is agnosie?
A
Problemen in het handelen
B
Stoornis in uitvoerende functies
C
Onvermogen objecten te herkennen
D
Problemen in het formuleren van spraak

Slide 7 - Quizvraag

C
Wat is tetraplegie?
A
Volledige verlamming armen en benen
B
Onvolledige verlamming aan beide benen
C
Paralyse
D
Parese

Slide 8 - Quizvraag

A
Een CVA patiënt begrijpt de woorden die gesproken worden. Hij kan echter zelf de juiste woorden niet zeggen. Hoe heet deze vorm van afasie?
Afasie van:

A
Broca
B
Temporal
C
Wernicke

Slide 9 - Quizvraag

A
Broca= motorisch
Wernicke= taalbegrip
Welke symptomen (kenmerken) horen bij hersenvliesontsteking?
A
Jeuk, blaasjes met vocht, lichte koorts
B
Hoesten, hoge koorts, begin vlekjes gezicht
C
Koorts, petechien, nekkramp, ernstig ziek
D
Keelpijn, uitslag buik, frambozentong, koorts

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een onvolledige dwarsleasie?
A
De zenuwen zijn gedeeltelijk nog in tact
B
De dwarsleasie is maar aan 1 been
C
De zenuwbaan is onder de thoracale wervels beschadigd

Slide 11 - Quizvraag

A
Waarvan is HNP de afkorting?
A
Hernia nuclei posterior
B
Hernia nuclei pulposi
C
Hernia nervus posterior
D
Hernia nervus pulposi

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer spreekt men van een status epilepticus? Als een aanval langer duurt dan...
A
3 minuten
B
4 minuten
C
5 minuten
D
langer dan 5 minuten

Slide 13 - Quizvraag

D.
Wanneer een epileptische aanval niet spontaan overgaat en de kans op mogelijke hersenschade toeneemt.
Bij welk insult maak je verkrampte en schokkende bewegingen?
A
Atone aanval
B
Myoclonische aanval
C
Tonisch-clonische aanval
D
Absence

Slide 14 - Quizvraag

C
atone aanval
  • Bij een atone of atonische aanval verslappen plotseling je spieren. Je verliest vaak maar een paar seconden je bewustzijn.
myoclonische aanval
  • De aanval duurt kort.
  • Je bewustzijn is verstoord, maar meestal niet helemaal weg.
  • Soms heb je één schokje in je armen en/of benen, soms een serie.
  • Als de spierschokjes heftig zijn, kun je vallen.
  • Je herstelt weer snel na een aanval.
absence
  • Je bent kort ‘afwezig’. Zo’n 3 tot 30 seconden.
  • De aanval begint en eindigt plotseling.
  • Soms zijn er kleine subtiele schokjes in je handen of buigt je hoofd iets voor- of achterover.
  • Je ogen kunnen wegdraaien of even knipperen.
  • Je verliest kort je bewustzijn en houdt op met waar je mee bezig was. Je valt meestal niet.
Hoe wordt het verschil bepaald tussen een ischemisch CVA en een hemorragisch CVA?
A
Anamnese
B
Lichamelijk onderzoek
C
Beeldvorming

Slide 15 - Quizvraag

C
Welke aandoening ontstaat bij een tekort aan dopamine in de substantia nigra?
A
Creutzfeldt-Jacob
B
Alzheimer
C
Ziekte van Parkinson
D
Guillain-Barré

Slide 16 - Quizvraag

C
  • De ziekte van Parkinson ontstaat als de substantia nigra beschadigd is, of als neuronen minder dopamine afgeven. 
  • De ziekte van Alzheimer is het gevolg van aantasting van de hippocampus
  • Het syndroom van Guillain-Barré ontstaat vaak na een doorgemaakte infectie, en is waarschijnlijk een soort auto-immuunreactie van het lichaam. De pathogenese is NIET exact bekend.
  • De ziekte van Creutzfeldt-Jacob is een zeer zeldzame infectie.
Wat is géén kenmerk van de ziekte van Parkinson?
A
Moeite met het starten van een beweging
B
Dwanglachen en dwanghuilen
C
Rigiditeit (verhoogde spiertonus)
D
Hypokinesie (bewegingsarmoede)

Slide 17 - Quizvraag

B
Bij de ziekte van Parkinson neemt de spiertonus geleidelijk toe en kan iemand moeilijker beginnen met een willekeurige beweging, omdat de antagonisten NIET ontspannen. Hierdoor ontstaat juist een maskergelaat (nagenoeg GEEN mimiek meer), dwanglachen of dwanghuilen (huilen of lachen zonder de daadwerkelijke emotie) kan bijvoorbeeld passen bij dementie. 
Andere kenmerken van de ziekte van Parkinson zijn een rusttremor en vaak later ook mentale problemen en pijnklachten.
Welke aandoening kan behandeld worden met hypothermie?
A
Epilepsie
B
Hersentumor
C
Hersen oedeem
D
ischemisch CVA

Slide 18 - Quizvraag

C
Een patiënt heeft de volgende EMV score: E3M6V5

Wat houdt de score E3 in?
A
Hij opent de ogen spontaan
B
Hij opent de ogen op aanspreken
C
Hij opent de ogen na een pijnprikkel
D
Hij opent de ogen niet

Slide 19 - Quizvraag

B
A=4
C=2
D=1

Maak de zin af.
Bij verhoging van de intracraniële druk .....
A
daalt de bloeddruk
B
stijgt de bloeddruk
C
blijft de bloeddruk gelijk

Slide 20 - Quizvraag

B
pols daalt!
geeuwen, hikken
misselijk en(explosief) braken
(motorische) onrust en sufheid
nekstijfheid
hoofdpijn

Een bloeding tussen de dura mater (harde hersenvlies) en de schedel is een ....
A
subarachnoïdale bloeding
B
epiduraal bloeding
C
subdurale bloeding

Slide 21 - Quizvraag

B
Bloeding boven (=epi) de dura (=harde hersenvlies)
SAB: 
tussen het arachnoidae en de pia mater
(zachte hersenvlies)

Spraakstoornissen kunnen een eerste symptoom zijn van multiple sclerose.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

A
Maar ook plotselinge ernstige visusklachten
Er zijn verschillende fases bij MS.
Wat is een schub?
A
neurologische klachten herstellen langzaam weer
B
Zorgvrager heeft langer dan 24 uur een toename van klachten of nieuwe klachten zonder duidelijke oorzaak.
C
Zorgvrager heeft minder dan 24 uur een tijdelijke toename van klachten.
D
Zorgvrager is ziek en heeft daardoor meer last van neurologische klachten.

Slide 23 - Quizvraag

B
Een schub is een periode waarin nieuwe MS-klachten ontstaan en/of bestaande klachten sterk toenemen. Een schub noemt men ook wel een exacerbatie, relapse MS of MS-aanval. Soms komen ook oude MS-klachten terug die eerder verdwenen waren.
Van een schub spreekt men:
wanneer er nieuwe MS-klachten ontstaan en/of. bestaande klachten sterk toenemen, en. wanneer die klachten langer aanhouden dan 24 uur.
Een pseudo-relapse, ook wel pseudo-schub genoemd, is een situatie waarbij er door een duidelijke oorzaak tijdelijk toename is van reeds bestaande of oude klachten . De meest voorkomende oorzaak van een pseudo-relapse is het hebben van een infectie, zoals een blaasontsteking.
Waarom vraag je naar een scheef gelaat, uitval van spraak en/of spierkracht?
A
Om vast te stellen of er meningeale prikkeling is
B
Om vast te stellen of er neurologische uitval is
C
Om vaste te stellen of er een recent schedeltrauma is
D
Om vast te stellen of er afwijkende parameters zijn

Slide 24 - Quizvraag

B

meningeale prikkeling:
  • het teken van Brudzinski (benen reflectoir buigen bij flexie van het hoofd), 
  • het teken van Kernig (hevige pijn die ontstaat bij het strekken van de gebogen knie) of 
  • de test van Vincent (recht houden van de rug bij zitten met gestrekte knieën).
goed
cijfer
goed
cijfer
13
5,2
14
5,5
12
4,9
15
6,2
11
4,5
16
6,8
10
4,2
17
7,5
9
3,9
18
8
8
3,5
19
8,5
7
3,2
20
9
6
2,9
21
9,5

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies