In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Vandaag: leesvaardigheid
Terugblik H1/2
Uitleg lezen H3
Zelfstandig werken
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag: leesvaardigheid
Nodig: telefoon (voor nu even)
Boek B
Pen
Slide 2 - Tekstslide
Objectieve informatie = feitelijke informatie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Iedere alinea heeft een kernzin
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
De kernzin van een alinea vind je altijd op de .....
A
1e plaats (zin 1)
B
2e plaats (zin 2)
C
Laatste plaats (laatste zin)
D
Kan alledrie
Slide 5 - Quizvraag
Hoeveel tekstdoelen kennen we? (geef een cijfer)
Slide 6 - Open vraag
Het meest voorkomende tekstdoel is:
A
Overtuigen
B
Activeren
C
Amuseren
D
Informeren
Slide 7 - Quizvraag
Alle teksten hebben een inleiding - middenstuk - slot
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Wat gaan we behandelen?
Wat is een betoog?
Subjectieve informatie
Functie van de inleiding en het slot
Hoe weet je of informatie bruikbaar is?
Slide 9 - Tekstslide
H1-H2
Voorgaande hoofdstukken gingen voornamelijk over informatieve teksten, met objectieve informatie
In een informatieve tekst staan voornamelijk feiten en weinig meningen -> alles kan gecontroleerd worden
Slide 10 - Tekstslide
H3
Nu gaan we het hebben over subjectieve informatie
Tegenovergestelde van objectief: de schrijver geeft zijn eigen mening en onderbouwt deze met argumenten
Met argumenten maakt de schrijver zijn of haar mening geloofwaardiger.
Slide 11 - Tekstslide
H3
Subjectieve informatie vind je vaak terug in betogende teksten (een betoog): een tekst waarin een schrijver zijn of haar mening vertelt en deze gaat onderbouwen met argumenten.
Het doel: overtuigen! Zorgen dat de lezer de mening van de schrijver overneemt.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Moeilijk te herkennen
Soms is het moeilijk te herkennen of een zinnetje nou subjectief of objectief is: Dat meisje is heel knap.
Het wordt namelijk neergezet alsof het een feit is, maar dat is het eigenlijk niet.
Let op woorden als: mooi, leuk, knap, bijzonder, vervelend, stom, belachelijk, raar, achterlijk...
De betekenis van zo'n woord kan voor iedereen anders zijn