MP5

Week 1
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Week 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag:
Herhalen week 1
Ontdekken: inversie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen woorden week 1
  • Je krijgt drie minuten om de woorden te bestuderen.
  • Je werkt voor jezelf. Je bent dus stil.
  • Daarna volgt een quiz.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden week 1 - opdracht 1
Waar is ....? Lees de vragen en geef antwoord in een hele zin in het Nederlands.
Waar is de auto?
Waar is de fiets?
Waar is het perron?
Waar is het vliegtuig?
Waar is de bus?
Waar is de trein?

Slide 4 - Tekstslide

vb eerste zin:
De auto is op de parkeerplaats.
Inversie: uitleg
Inversie: subject is behind the verb.
1. Ik eet een appel op school.
inversie: Op school eet ik een appel.
2. Ik ga eerst te voet.
inversie: Eerst ga ik te voet.
3. Jij steekt om 12 uur de weg over.
inversie: Om 12 uur steek jij de weg over.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Locatie van zinsdelen:
Welke informatie kan op de eerste plek in een zin komen?
-
-
-
-
-
-

Slide 6 - Tekstslide

Onderwerp
Tijd
Locatie
Vraagwoorden
Verbindingswoorden (Eerst, dan, daarna, vervolgens)
Opdracht 2
Maak van de volgende zinnen een inversiezin. 
1. Ik ga eerst te voet naar school. 
2. Jij gaat daarna met de fiets naar het vliegveld. 
3. Hij stopt vervolgens op het zebrapad. 
4. Jullie gaan bij het stoplicht linksaf.
5. Wij gaan op het kruispunt rechtsaf.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiding - Opdracht 3
Verbindingswoorden:
  • Eerst
  • Daarna
  • Vervolgens
  • Dan

Ik ga - met de auto 
           - met het vliegtuig
           - te voet

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3
De volgende opdracht gaat over jou. Lees de vraag en geef antwoord. Gebruik minstens een transportmiddel en een locatie in je antwoord.

Hoe ga je naar school?
Hoe ga je naar Amerika?
Hoe ga je naar Amsterdam?
Voorbeeld: Ik ga eerst naar de fietsenstalling. Dan ga ik met de fiets naar school.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 4
Kijk naar de afbeelding op de volgende slide. Wat moet de persoon doen? Gebruik eerst, daarna, dan, vervolgens en let op inversie. Schrijf je antwoord op. 

Begin met:
Eerst loop ik ..........

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Eerst loop ik naar de bushalte Piazza.
Dan ga ik met bus 6. De bus vertrekt om. 14.54. 
De bus arriveert om 15.05 bij de bushalte Achtseweg zuid.
 
Vervolgens loop ik naar school.

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Tijd over?
Laat leerlingen inversie gebruiken in de beschrijvingen die ze in week 1 hebben gemaakt.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week 1

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag:
Herhalen inversie
Lezen
Schrijven

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen:
Je kunt inversie gebruiken.
Je kunt de woorden van week 2 gebruiken.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen inversie
1a. Hij gaat bij het kruispunt linksaf.    
1b. Eerst ___________________________________
2a. Zij loopt over het zebrapad.
2b. Daarna ________________________________
3a. Wij nemen de bus naar de stad.
3b. Vervolgens ____________________________
4a. Jij wandelt naar het centrum.
4b. Dan ____________________________________

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen inversie
Kijk naar de plaatjes. Wat moet je doen? Maak een beschrijving en gebruik: Eerst, daarna, vervolgens, dan.

Let op (pay attention to) inversie!

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld (leerlingen mogen creatief zijn, mits de woorden op de afbeeldingen en inversie maar gebruikt worden):

Eerst loop ik naar het vliegveld. Dan ga ik naar gate 5. Vervolgens reis ik met het vliegtuig naar Duitsland. Het vliegtuig vertrekt om 12 uur.
Lezen
Lees de tekst op de volgende slide en beantwoord de vragen:

  • Wat is de droom van Koen?
  • Hoe reist Koen naar het vliegveld?
  • Hoe laat arriveert Koen op het vliegveld in Amerika? (CET)
  • Hoe komt Koen bij het hotel?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De droom van Koen

Koen droomt vaak over een vakantie naar Amerika. Vandaag is Koen erg blij, want hij boekt een vakantie naar Amerika. Op maandag vertrekt Koen met de auto naar het vliegveld. Hij arriveert om 7:00 en om 7:45 arriveert hij bij de gate. Het vliegtuig vertrekt om 9:00 en hij vliegt 8 uur naar Amerika. Daar neemt hij de taxi naar een hotel. Vervolgens loopt hij naar de hotelkamer. Koen heeft een fantastische vakantie!

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijven
Je reist naar jouw droombestemming. Hoe kom je daar?
Geef zoveel mogelijk (as many as possible) details.

Eisen:

  • Gebruik eerst, dan, daarna  en vervolgens. 
  • Gebruik inversie.

Slide 21 - Tekstslide

Bespreek eerst met lln wat ze allemaal in de beschrijving noemen (waar, welke vervoersmiddelen, hoe laat, etc.)


Hoe laat vertrekt de eerste boot naar het centraal station?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies