Nadelen: de installaties zijn vaak duur in aanschaf, ook is de energiebron niet altijd beschikbaar.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Video
Slide 13 - Video
Energie vervoeren
Energietransport
Slide 14 - Tekstslide
Wat moet je onthouden
Hoe wordt elektrische energie vervoerd van de centrale naar je huis
Welke spanning is nodig bij
verschillende punten van het
elektriciteitsnet?
Wat doet een transformator?
Slide 15 - Tekstslide
Welke volgorde klopt?
A
Condensor; generator; turbine; brander
B
Brander; condensor; generator; turbine
C
Brander; turbine; generator; condensor
D
Turbine; generator; condensor; turbine
Slide 16 - Quizvraag
Energieverlies
Als stroom door een kabel gaat, wordt de kabel warm.
Voor de minste energieverlies moet de stroom met een zo hoog mogelijke spanning worden vervoerd worden.
ENERGIEVERLIES
minder energie over voor de eindgebruikers
Slide 17 - Tekstslide
Hoogspanning
1
2
Slide 18 - Tekstslide
Elektriciteitcentrale
Transformators
380kV
10kV
230 V
Slide 19 - Tekstslide
0
Slide 20 - Video
Transformator
1
2
Slide 21 - Tekstslide
Waarom wordt de spanning verhoogd als het over lange afstanden vervoerd wordt?
A
Voor veiligheid
B
Om energieverlies te voorkomen
C
Om een frequentie van 50 hz te krijgen
D
Dat is wat apparaten nodig hebben
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de spanning van de elektriciteit in onze huizen?
A
20 kV
B
380 kV
C
10 kV
D
230 V
Slide 23 - Quizvraag
0
Slide 24 - Video
Aan de slag
Maken
Basis: 2 t/m 8, 10 t/m 13, 16 t/m 19
Kader: 1 t/m 26 behalve de STER opdrachten.
Slide 25 - Tekstslide
Verbruik van energie
Slide 26 - Tekstslide
Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen
Afkorting: P
Eenheid: watt (W)
Slide 27 - Tekstslide
Energielabel
Energielabels maken het je makkelijk om te kiezen, want ze laten in één oogopslag zien welke apparaten, auto's en woningen zuinig omgaan met energie.
Het energielabel is verplicht gesteld door de EU
Slide 28 - Tekstslide
Rendement
Niet alle energie wordt nuttig gebruikt. Door het percentage nuttige energie te berekenen, kun je het rendement vinden.
Slide 29 - Tekstslide
Rendement
Wanneer je moet rekenen met rendement, maak een schetsje.
Slide 30 - Tekstslide
Bij de verbranding van een bepaalde hoeveelheid benzine, komt in een automotor 500 kJ aan warmte vrij. Hiermee kan 200 kJ bewegingsenergie worden gemaakt. Wat is rendement van deze auto?
A
500 / 200 -> 2,5 %
B
200 / 500 -> 0,40 %
C
500 / 200 -> 25%
D
200 / 500 -> 40%
Slide 31 - Quizvraag
Een gloeilamp levert 20J aan warmte. Het rendement is 30%. Hoeveel energie wordt verbruikt?
A
20 x 0,30 --> 6,0 J
B
20 / 0,30 --> 67 J
C
20 x 0,70 --> 14 J
D
20 / 0,70 --> 29 J
Slide 32 - Quizvraag
Aan de slag
Kader
Maak opgaven 18 t/m 26
GT
Maak opgaven 18 t/m 27
Slide 33 - Tekstslide
Klaar?
=
De volgende les maken we de opdrachten van 7.1 in je werkboek (K) of je leerwerkboek (B).
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Video
Fossiele brandstoffen
Voordelen: makkelijk te vervoeren en verbranden.
Nadelen: versterkt het broeikaseffect, geeft luchtvervuiling, raakt op.
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Video
Slide 38 - Video
Slide 39 - Video
Hoe noemen we de energie die in een batterij zit?
A
Elektrische energie
B
Zonne energie
C
Bewegingsenergie
D
Chemische energie
Slide 40 - Quizvraag
Kernenergie
Voordelen: geen luchtvervuiling
Nadelen: gevaarlijk afval, gevaarlijk om mee te werken.