Zwakke werkwoorden spel je in de verleden tijd als ik-vorm+te(n) of ik-vorm+de(n).
Let op of het onderwerp enkelvoud of meervoud is.
Slide 10 - Tekstslide
Wanneer +te(n) en wanneer +de(n)?
Maak het woord langer. Dan hoor je meestal of je +te(n) of +de(n) moet gebruiken.
Ik leef. Ik leefde of ik leefte? Deze hoor je gelijk.
Wat doe je als je twijfelt?
Slide 11 - Tekstslide
Wanneer +te(n) en wanneer +de(n)?
Twijfel je?
--> ’t ex-fokschaap
Haal -en van het werkwoord af.
* Laatste letter een t, x, f, k, s, ch, p? --> ik-vorm +te(n)
* Laatste letter geen t, x, f, k, s, ch, p? --> ik-vorm + de(n)
Slide 12 - Tekstslide
Is het ik juichde of ik juichte?
A
juichde
B
juichte
Slide 13 - Quizvraag
Let op bij werkwoorden met een v of z:
beloofde of beloofte? beloven: ‘v’ hoort niet bij ’t ex-fokschaap, dus beloofde
reisde of reiste? reizen: ‘z’ hoort niet bij ’t ex-fokschaap, dus reisde
Kijk dus altijd naar het hele werkwoord
Slide 14 - Tekstslide
Vul de persoonsvorm verleden tijd in: De docent ... (starten) de les en ... (controleren) het huiswerk.
Slide 15 - Open vraag
Vul de persoonsvorm verleden tijd in: De verpleegkundige ... (beantwoorden) de vraag en ik ... (schrijven) het antwoord op.
Slide 16 - Open vraag
Opdracht
In groepjes van maximaal 3 personen
Maak je eigen ezelsbruggetje!
Pen en papier of in Word
Klaar? Bezig met opdrachten 2.2 Taalverzorging - Persoonsvorm in de verleden tijd (individueel, op 2F of 3F)
Dan gaan we de verschillende uitkomsten bespreken
Jullie hebben 15 minuten de tijd
timer
15:00
txfk s c h p
+ klinkers
Slide 17 - Tekstslide
Volgende les
Voltooid deelwoord
Huiswerk
Kies 2F of 3F: - 2F: Maken opdracht 1 t/m 4 en extra opdracht 2 van Taalverzorging 2.2 persoonsvorm in de verleden tijd - 3F: Maken opdracht 1 t/m 3 en extra opdracht 2 + 3 van Taalverzorging 2.2 persoonsvorm in de verleden tijd