juni '22 Over taal blok 5 en 6

boek lezen 
timer
15:00
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

boek lezen 
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

WELKOM BIJ NEDERLANDS

Slide 2 - Tekstslide

Eerst even terugkijken

Slide 3 - Tekstslide

Over taal       blok 5 en 6


Wat leer je deze les?

Welke talen hebben we?
Wat zijn signaalwoorden?

Slide 4 - Tekstslide


Wat zijn synoniemen?

Slide 5 - Open vraag


Wat is een synoniem voor 'slapen'?

Slide 6 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een samenstelling.

Slide 7 - Open vraag

Waar zie je een achtervoegsel?
A
onnatuurlijk
B
beweegbaar
C
achterhalen
D
mislukt

Slide 8 - Quizvraag

Verwijswoorden:
De agent viel op de grond en de jongen liep naar 'hem' toe.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Groente die je door de soep kunt doen:
A
groentesoep
B
soepgroente

Slide 11 - Quizvraag

Een computer waarmee je een spel kunt doen:
A
computerspel
B
spelcomputer

Slide 12 - Quizvraag

Water dat uit de kraan komt:
A
kraanwater
B
waterkraan

Slide 13 - Quizvraag

tegel die op de vloer ligt:
A
tegelvloer
B
vloertegel

Slide 14 - Quizvraag

Kopieer de link en bekijk de instructiefilm over samenstellingen:
https://player.vimeo.com/video/265189244

Slide 15 - Tekstslide

Samenstellingen:
Sommige woorden zijn samengesteld uit twee of meer woorden. 
Het laatste woord van een samenstelling is het belangrijkst. Dat bepaalt de betekenis.

Bijvoorbeeld:
Een winterjas is een soort jas: een jas die je in de winter draagt. 
Een leesbril is een soort bril: een bril waarmee je kunt lezen.

Gebruik een woordenboek als je de betekenis niet zelf kunt bedenken. 
Soms staat een samenstelling niet in het woordenboek. Je kunt dan de losse woorden opzoeken. 
Bijvoorbeeld:
- Bij de meeste pretparken krijg je groepsreductie. 
Je kijkt dan in het woordenboek bij reductie (= korting).

Slide 16 - Tekstslide

Vul de betekenis van de samenstelling in.
Het laatste woord van de samenstelling bepaalt de betekenis.
Je mag een woordenboek gebruiken.

Toekomstvisie betekent:

Slide 17 - Open vraag

Vul de betekenis van de samenstelling in.
Het laatste woord van de samenstelling bepaalt de betekenis.
Je mag een woordenboek gebruiken.

gezondheidsrisico betekent:

Slide 18 - Open vraag

Vul de betekenis van de samenstelling in.
Het laatste woord van de samenstelling bepaalt de betekenis.
Je mag een woordenboek gebruiken.

filmacteur betekent:

Slide 19 - Open vraag

Vul de betekenis van de samenstelling in.
Het laatste woord van de samenstelling bepaalt de betekenis.
Je mag een woordenboek gebruiken.

resultatenoverzicht betekent:

Slide 20 - Open vraag

Vul de betekenis van de samenstelling in.
Het laatste woord van de samenstelling bepaalt de betekenis.
Je mag een woordenboek gebruiken.

intelligentietest betekent:

Slide 21 - Open vraag

Betekenis
 Het laatste woord van een samenstelling is het belangrijkst. Dat bepaalt de betekenis. Bijvoorbeeld: 
Een winterjas is een soort jas: een jas die je in de winter draagt. 
Een leesbril is een soort bril: een bril waarmee je kunt lezen.

Slide 22 - Tekstslide

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.
a: huis vuil
b: huisvuil
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 23 - Quizvraag

Bah, wat is dit ___!
a: huis vuil
b: huisvuil
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 24 - Quizvraag

Leon moest invallen voor zijn zieke ___.
a: team genoot
b: teamgenoot
A
team genoot
B
teamgenoot

Slide 25 - Quizvraag

Het hele ___ van de wedstrijd.
a: team genoot
b: teamgenoot
A
team genoot
B
teamgenoot

Slide 26 - Quizvraag

Is het woord buikspieroefeningen juist geschreven?:
Hij doet elke morgen buikspieroefeningen.

Slide 27 - Open vraag

Schrijf de samenstelling goed op:
niveau + verschil

Slide 28 - Open vraag

Schrijf de samenstelling goed op:
cosmetica + industrie

Slide 29 - Open vraag

Schrijf de samenstelling goed op:
karate + examen

Slide 30 - Open vraag

Schrijf de samenstelling goed op:
karate + trap

Slide 31 - Open vraag

In het kraampje langs de weg worden streekproducten, zoals jam en ___, verkocht

a: bijen honing
b: bijenhoning
A
bijen honing
B
bijenhoning

Slide 32 - Quizvraag

Van de nectar uit bloemkelken maken
a: bijen honing
b: bijenhoning
A
bijen honing
B
bijenhoning

Slide 33 - Quizvraag

De winkelier liet een ____ maken, nadat het oude was afgekeurd.
a: nieuw bouwplan
b: nieuwbouwplan
A
nieuw bouwplan
B
nieuwbouwplan

Slide 34 - Quizvraag

Lativa begon te huilen als een ___, toen ze haar telefoon kwijt was.
a: klein kind
b: kleinkind
A
klein kind
B
kleinkind

Slide 35 - Quizvraag

Dit boek is geen werkboek, je mag er dus niet ___.
a: in schrijven
b: inschrijven
A
in schrijven
B
inschrijven

Slide 36 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
a: fotoonderschrift
b: foto-onderschrift
c: fotoönderschrift
A
fotoonderschrift
B
foto-onderschrift
C
fotoönderschrift

Slide 37 - Quizvraag

Vul de betekenis van de samenstelling in.
Het laatste woord van de samenstelling bepaalt de betekenis.
Je mag een woordenboek gebruiken.

prestatiedwang betekent:

Slide 38 - Open vraag

Verbind de woorden met de juiste betekenis.
precies
zeker weten
vast en zeker
gelegenheden
vanzelfsprekend
mogelijkheden
exact
gegarandeerd
uiteraard
absoluut

Slide 39 - Sleepvraag

Verbind de woorden uit de tekst met de juiste betekenis.
zorgen dat iest er niet kwam
bedrag
voor een doel geschikt maken
twee keer zoveel wordt
vermoedelijk
geeft
vermeden
waarschijnlijk
tarief
biedt
aanpassen
verdubbelt

Slide 40 - Sleepvraag

H 5.10 talen binnen Nederland
Officiële taal- Nederlands/Fries /Engels/ Papiamento
Moedertaal
dialecten 
Groepstaal: jongerentaal, vaktaal
Chattaal

Slide 41 - Tekstslide

Signaalwoorden
Helpen je een tekst beter te begrijpen
Geven verbanden tussen zinnen, alinea's, zinsdelen aan

Slide 42 - Tekstslide

Joey houdt van timmeren. Daarom heeft hij gekozen voor de opleiding Meubelmaken. Hij vindt het leuk om meubels te maken, maar hij maakt ook graag deuren en kozijnen.

Slide 43 - Tekstslide

Opsomming; 


Na elkaar opnoemen van een aantal punten of onderdelen.

Ten eerste, ten tweede,..
vervolgens
ook
tot slot


Slide 44 - Tekstslide

reden
Waarom iemand iets doet, waarom iets gebeurt.

Want
omdat
namelijk



Slide 45 - Tekstslide

tegenstelling
Twee dingen opnoemen die tegenover elkaar staan, die verschillend zijn. 

Maar
echter
enerzijds/ anderzijds

Slide 46 - Tekstslide

leerdoelen

  • begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden;
  • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten;
  • weet je dat mensen in verschillende situaties verschillende soorten taal gebruiken;
  • weet je wat signaalwoorden zijn en waarvoor je ze gebruikt.



Slide 47 - Tekstslide

aan het werk

Over Taal toets aanstaande woensdag

 Blok 5 en 6 (herhaling)  maken
Bijspijkeren Over Taal  blok 5 en 6

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Link

aan het werk

Over Taal toets aanstaande woensdag

 Blok 5 en 6 (herhaling)  maken
Bijspijkeren Over Taal  blok 5 en 6

Slide 50 - Tekstslide