Voorbereiding GTT toetsweek

Waarom gaan de Grieken koloniën stichten in andere landen rond de middellandse zee?
1 / 19
volgende
Slide 1: Open vraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Waarom gaan de Grieken koloniën stichten in andere landen rond de middellandse zee?

Slide 1 - Open vraag

Wie mochten wel en wie mochten niet meebeslissen in de Atheense democratie 
wel meebeslissen

Niet meebelissen

rijke mensen

arbeiders
slaven
vrouwen
bejaarden
vreemdelingen

Slide 2 - Sleepvraag

In de tekst ontbreken vijf woorden in de tekst. Sleep de woorden naar het juiste getal om de tekst kloppend te maken. 
 
Een [...1...] is een manier van besturen waarbij de bewoners veel invloed hebben op hoe hun land wordt geregeerd. Bij een [...2...], zoals in [...3...], stemmen mensen zelf voor of tegen een plan. De meeste stemmen gelden. Bij een [...4...], zoals in [...5...], stemmen mensen op andere mensen, die namens hen het land besturen.




1............
2...........
3...........
4...............
5..............
Athene
democratie
directe democratie
indirecte democratie
Nederland

Slide 3 - Sleepvraag

Combineer de juiste bestuursvormen met hun betekenis
Bestuursvorm met een vorst
Bestuursvorm waarbij 1 man de macht heeft gegrepen
Bestuursvorm waarbij burgers de macht hebben
Bestuursvorm waarbij rijke mannen de macht hebben
Monarchie 
Tirannie
Democratie
Aristocratie/ oligarchie

Slide 4 - Sleepvraag

Welke begrippen horen bij de omschrijvingen?
Kies uit: directe democratie – indirecte democratie – kolonie – limes – mythe – republiek – senaat.  Je houdt drie begrippen over.
directe democratie
indirecte democratie
kolonie
limes
Mythe
republiek
senaat
verhaal over goden en verzonnen wezens
grens van het Romeinse Rijk, in Nederland de rivier de Rijn
grondgebied van een Griekse stadstaat buiten Griekenland
mensen stemmen zelf voor of tegen een plan. De meeste stemmen gelden

Slide 5 - Sleepvraag

Er volgt nu een korte beschrijving van 3 romeinse mannen.
Beantwoord de vraag waarin deze mannen wonen.
Kies uit: amfitheater / villa / appartement
- Claudius. Hij is rijk en bezit veel slaven. Claudius woont in een ............

Slide 6 - Open vraag

Beantwoord de vraag waarin deze mannen wonen.
Kies uit: amfitheater / villa / appartement

Antonius. Hij was eerst boer, maar hij is naar Rome verhuisd, in de hoop daar werk te vinden. Antonius woont in een .........................

Slide 7 - Open vraag

In Nederland zijn duizenden Romeinse munten gevonden.
Zijn de volgende 3 zinnen goed of fout?

A. In het noorden van Nederland zijn veel meer Romeinse munten gevonden
dan in het zuiden.

A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

B. De meeste Romeinse munten zijn gevonden in de buurt van de Rijn.
A
Goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

C. In de omgeving van de limes zijn nauwelijks Romeinse munten
gevonden, omdat de Romeinen daar vrijwel nooit kwamen

A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

A. Welke romeinse man werd in de senaat vermoord?
B. Waarom werd deze man vermoord?

Slide 11 - Open vraag

Bekijk de afbeelding. Hoe weet je dat dit gebied bij het Romeinse rijk hoorde?
Bekijk de afbeelding. Dit is in Frankrijk. Hoe weet je dat dit gebied bij het Romeinse rijk hoorde? Leg duidelijk uit met behulp van de afbeelding.

Slide 12 - Open vraag

Noem twee oorzaken voor de groei van het Romeinse rijk.

Slide 13 - Open vraag

Welke spelen hielden de Romeinen hier?
A
Gladiatoren spelen
B
Olympische spelen
C
Paardenrennen
D
Gevecht spelen

Slide 14 - Quizvraag

Zet de zinnen in de juiste volgorde van tijd. Begin met de zin die het langst geleden is. 
De romeinse keizer Theodosius maakt het christendom een staatsgodsdienst.
Het is verboden om christen te zijn. Iedereen die christen is, kan zwaar gestraft worden.
De Romeinse keizer Constantijn wordt christen. Het christendom is niet meer verboden.
Ondanks het gevaar worden steeds meer mensen christen.
1................
2..........
3........
4.......

Slide 15 - Sleepvraag

Een geloof waarbij mensen meerdere goden vereren noemen we...
A
polytheisme
B
monotheisme
C
monarchisme
D
atheisme

Slide 16 - Quizvraag

Hoe wordt het geloven in één God ook wel genoemd?
A
polytheisme
B
monotheisme
C
monarchisme
D
atheisme

Slide 17 - Quizvraag

Onder welke groepen was het Christendom heel erg populair. Noem er minstens 2!

Slide 18 - Open vraag

Sleep de onderdelen naar de juiste plek
Oost - Romeinse Rijk
West- Romeinse Rijk
Constantinopel
Germanen

Slide 19 - Sleepvraag