Onderzoek invloed gifstoffen op ontkiemen tuinkers

Practicum tuinkers
We gaan onderzoek doen naar de ontkieming van tuinkers met gifstoffen 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Practicum tuinkers
We gaan onderzoek doen naar de ontkieming van tuinkers met gifstoffen 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is onderzoek doen?

Slide 2 - Woordweb

Waaruit bestaat een onderzoeksverslag
1. Voorkant 
2.Inleiding
3.Inhoudsopgave
4.Onderzoeksvraag
5.Informatie over te onderzoeken onderwerp
6. Hypothese
7.Werkwijze en materiaal
8. Resultaten
9.Conclusie
10. Discussie

Slide 3 - Tekstslide

Stel: Je moet onderzoek doen naar welke chocolade het meest gesnoept wordt in jouw klas.
Wat zou dan de
onderzoeksvraag kunnen zijn?

Slide 4 - Open vraag

Onderzoeksvraag
Hier schrijf je  zo precies mogelijk op wát je wilt onderzoeken. Dit doe je met een vraag, de onderzoeksvraag.
Welke is beter:
a. Hoeveel mieren eten liever van een suikerklontje dan van een stukje kaas?
b. Komen mieren eerder naar een suikerklontje of naar een stukje kaas?

Slide 5 - Tekstslide

Hypothese
Je hebt voordat je onderzoek begint al een beetje een idee wat het antwoord op je vraag ZOU kunnen zijn...
die schrijf je op in de HYPOTHESE

bv. De meeste mieren gaan naar de kaas(?)......

Geen Ik denk of uitleg geven, dat komt in de conclusie

Slide 6 - Tekstslide

Werkwijze
Nu moet je gaan bewijzen of wat jij denkt ook echt klopt!
Dat doe je met je onderzoek of experiment!
Je schrijft precies op wát je allemaal gaat doen om je onderzoeksvraag te beantwoorden en te kijken of jou hypothese klopt
En daarbij maak je een 'boodschappenlijstje'(materiaal) voor de dingen die je nodig hebt.

Slide 7 - Tekstslide

Op welke manier zou je de hypothese voor het gedrag van de mieren kunnen onderzoeken?

Slide 8 - Open vraag

Begin onderzoeksverslag
Onderzoeksvraag: Komen mieren eerder op suiker of kaas af?
Hypothese: Mieren komen eerder naar kaas.
Werkwijze: In een proefopstelling(doos) zet ik een schoteltje kaas én een schoteltje met suiker. Ik zet 100 mieren in de hoek van de opstelling en tel ná 10 minuten hoeveel mieren er op schotel A en hoeveel op B zitten; dit doe ik in totaal 3 keer.
Benodigdheden: 100 mieren, een doos, 2 (gelijke) schotels, een horloge, pen en papier

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Alle onderdelen duidelijk?
1. Voorkant 
2.Inleiding
3.Inhoudsopgave
4.Onderzoeksvraag
5.Informatie over te onderzoeken onderwerp
6. Hypothese
7.Werkwijze en materiaal
8. Resultaten
9.Conclusie
10. Discussie

Slide 13 - Tekstslide

Wat is tuinkers?
Een kruid
Groeit snel
Kun je eten(niet na ons practicum)

Slide 14 - Tekstslide

Tuinkers: Oogsten en bewaren
Na een dag ontkiemt de tuinkers al.

Na een aantal dagen kan het worden gegeten. 

Snel resultaat en eventueel ook nog te herhalen als het mislukt


Slide 15 - Tekstslide

Verzorging
• Begin je biologieverslag met een titelblad, met daarop je naam, klas en titel.
• Maak een inhoudsopgave en nummer je pagina's
• Maak duidelijke hoofdstukken en alinea's. Zorg dat onderstaande opbouw van een verslag duidelijk is terug te vinden in je verslag.

Slide 16 - Tekstslide

Titel
• De titel moet kort en duidelijk aangeven waar de proef over gaat. Dus geen: Biologieverslag 

Slide 17 - Tekstslide

Onderzoeksvraag
• Ook wel probleemstelling genoemd. Formuleer duidelijk: Wat wil je gaan onderzoeken in je onderzoek/experiment?
Let op de volgende punten:
- Niet algemeen
- Beperkt tot één probleem en één variabele
- Kan niet worden beantwoord met ja, nee of een getal.
- Je kunt de vraag laten beginnen met:
Wat is de invloed van… op … Wat is het verband tussen … Wat gebeurt er als …….
Hoe verschillen ….. Hoe verhouden zich…

Slide 18 - Tekstslide

Hypothese
• Maak een hypothese voordat je aan een experiment begint: je hypothese is een antwoord op je onderzoeksvraag. Formuleer deze zo concreet mogelijk.
De hypothese helpt je een goed experiment op te zetten.
• Geen uitleg/toelichting geven. Niet beginnen met 'Ik denk dat…'

Slide 19 - Tekstslide

Werkwijze
1. Materiaal: Beschrijf het gebruikte materiaal zo nauwkeurig mogelijk (concentraties, temperatuur, hoeveelheid licht etc.)
2. Methode: De proefopstelling moet nauwkeurig beschreven worden (eventueel tekenen/foto). Beschrijf hoe je de proef uitgevoerd hebt. Iemand anders moet aan de hand van je verslag de proef precies na kunnen doen. Vermeld nooit resultaten in dit hoofdstuk.
Let op: schrijf het stapsgewijs op.

Slide 20 - Tekstslide

Resultaten
• Hierin vermeld je alleen de waarneming, oftewel je vermeldt alles wat je gezien en gemeten hebt. Je gaat nog geen conclusies trekken uit de gegevens!
• Vermeld alle meetresultaten in tabel(len).
• Vat deze samen in een overzichtelijke grafiek. Probeer de grafiek zo te maken dat het antwoord op het probleem, wat je wilt weten, op de x-as komt en de metingen, de gegevens die je verzameld hebt, op de y-as.
• Tekeningen/foto's kunnen ook verhelderend zijn.

Slide 21 - Tekstslide

Conclusie
• Wat is het antwoord op je onderzoeksvraag?
• Welke conclusies kun je nog meer trekken uit je resultaten?
Let op: kort beantwoorden.

Slide 22 - Tekstslide

Discussie
• Wat is er fout gegaan bij de uitvoering? Hoe heb je dat opgelost of hoe zou het experiment nog verbeterd kunnen worden? Welke nieuwe problemen ben je tegen gekomen?
• Probeer verklaringen te vinden voor de uitkomsten van je experiment, waar baseer jij je conclusie op? Verwijs ook naar belangrijke resultaten. (Gebruik hierbij de theorie)
• Was de hypothese juist of niet, of weet je het nog niet zeker? Licht dat toe.
• Extra vragen: soms staan er in een practicumhandleiding nog extra vragen vermeldt. Verwerk deze ook in je verslag

Slide 23 - Tekstslide