Hij brengt de kinderen weg, voordat hij naar zijn werk gaat.
(voegwoord van tijd: nadat, zolang, terwijl)
Ze geeft een feestje, tenzij zij ziek is.
(voegwoord van voorwaarde: wanneer, als, indien)
Ik zeg het je, zodat je er iets aan kunt doen.
(voegwoord van reden, oorzaak en gevolg: omdat, doordat, zodat)