Week 41_Ne_3B_ H.1-Gramm. en Spelling-Leestekens

timer
1:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week 41

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

dinsdag 6 oktober
Wat doen we vandaag?
Blokuur 2:

  • Introductie H.1-Grammatica en Spelling
  • Maken: blz. 28 - opdracht 1,2,3,4,5

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel week 41
Aan het einde van deze les weet je
 hoe je leestekens gebruikt 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens
  • punt
  • vraagteken
  • uitroepteken
  • komma
  • dubbele punt
  • aanhalingstekens

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout...

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout

Waar ontbreekt de komma?
 
Wat doet dit met de betekenis van de zin? 

Slide 8 - Tekstslide

De komma ontbreekt in de titel. Het zou moeten zijn: 'Schiet op, Griekenland!'

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.

Bron: http://www.upcoming.nl/rick/657/16-hilarische-zinnen-met-vergeten-leestekens

Zoek de fout 

Waar ontbreekt de komma?

Wat doet dit met de betekenis van de zin?

Slide 9 - Tekstslide

De komma ontbreekt in de volgende zin:
'Ben je minimaal 15 jaar beschikbaar op twee avonden en op zaterdag.'
 
De komma moet achter '15 jaar'. Zo dus: Ben je minimaal 15 jaar, beschikbaar op twee avonden en op zaterdag?

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.


De komma

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


1) tussen twee persoonsvormen,

2) tussen delen van een opsomming,

3) na een naam aan het begin of einde van een zin,

4) voor verbindingswoorden, zoals: omdat, toen, want.
--> Schrijf in je schrift:

Een komma hoort:


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1, blz. 28
Samen maken en nakijken

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Citeren doe je zo, schrijf mee: 
'...'

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Aan de slag!
Maken H.1-Gramm en Spelling, blz. 28: 
opdracht 2, 3, 4, 5
 Wat?

Met wie?
Hulp?

Klaar?

Zelfstandig, in stilte
timer
10:00
Vraag de docent om hulp
-Leren theorie leestekens H.1-Grammatica en Spelling
-Lezen in ‘Weg’

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je nog?
Wanneer gebruik je hoofdletters?

Schrijf op in je schrift: 

Hoofdletters
-Begin van een zin
-Eigennamen van mensen en dieren
-Namen van landen, plaatsen, straten, provincies
-Bedrijven, organisaties, merken

opdr. 5

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je nog...


-Wanneer gebruik je een komma? Noem vier situaties.

-Hoe citeer je? Noem de drie punten.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verder oefenen:
pak je telefoon voor een quiz!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is citeren?
A
Een verslag schrijven
B
Opschrijven wat iemand letterlijk zegt

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.
A
citaat
B
geen citaat

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ali zegt: 'Nee Jolien, dat noem je citeren.'
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke regel hoort niet bij het citeren? (Wat is fout?)
A
Voor het citaat komt een dubbele punt.
B
Je citaat begint niet met een hoofdletter.
C
Je sluit je citaat af met een vraagteken, punt of uitroepteken.
D
Je zet het citaat tussen aanhalingstekens.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Chaima riep: "Kom snel hier!"
Welke uitspraak klopt bij dit citaat:
A
Deze uitspraak begint met het citaat
B
Deze uitspraak eindigt met het citaat

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heeft dit citaat de goede leestekens?
Rayyan vroeg: "Waarom moeten we altijd zo vroeg opstaan?"
A
goed
B
niet goed

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een komma zet je ...
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Tussen twee verbindingswoorden
C
Tussen twee moeilijke woorden
D
Tussen delen van een opsomming

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk leesteken mist er in de zin?
Als je dat wil moet je dat doen.
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk leesteken mist er in de zin?
Dat is morgen, zei Sami.
A
Dubbele punt
B
Aanhalingstekens
C
Komma
D
Uitroepteken

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk leesteken hoort op de streep?

Jongens_ kom eens hier.
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
een komma

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk leesteken hoort op de streep?

Kan ik u helpen_
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
een komma

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk leesteken hoort op de streep?

Pas op_
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
een komma

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als jij je tas inpakt maak ik alvast het ontbijt klaar.
A
komma tussen maak en ik
B
geen komma
C
komma tussen inpakt en maak

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na welk woord hoort een komma?
Ik kan uitslapen want het is weekend.
A
want
B
uitslapen
C
kan
D
is

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies